‘Gratis’ kinderopvang niet voor alle ouders
Het kabinet is gestart met het ontwerp om kinderopvang voor alle kinderen tussen 0 en 12 jaar van werkende ouders naar een netto vergoeding te brengen van 4 procent, ongeacht het inkomen van de ouders. Het resterende bedrag (96 procent) van het vastgesteld uurtarief gaat direct naar de houders toe. Zo wordt voorkomen dat ouders later hoge terugvorderingen krijgen. De vergoeding gaat gelden voor alle kinderen tussen 0 en 12 jaar van werkende ouders, ook voor de buitenschoolse opvang. Sociaal Werk Nederland vindt het een stap in de goede richting om ouders niet langer te confronteren met vorderingen vanuit de Belastingdienst. Ook gaat er een welkome stimulans vanuit voor ouders om meer te gaan werken. Maar deze nieuwe regeling geldt helaas niet voor alle kinderen in Nederland tussen 0 en 12 jaar. Sterker nog: deze kan zelfs onbedoelde, nadelige neveneffecten hebben. We lichten dit graag nader toe. We hebben onze zorgen ook onder de aandacht gebracht van de betrokken ministeries.
Ontwikkelingskansen, maar niet voor alle kinderen
Ook dit kabinet onderkent helaas niet het belang van kinderopvang als ontwikkelrecht voor alle kinderen, maar steekt wederom in op kinderopvang als arbeidsmarktinstrument voor werkende ouders. Vooral voor de hogere inkomens zou dit een forse verlaging betekenen van de eigen bijdrage. Ook mogen zij gebruik maken van de kinderopvang buiten kantooruren. Dit geeft de kinderopvang een prikkel om ouders te bewegen om zoveel mogelijk uren af te nemen binnen de kinderopvang, in plaats van de meer informele kinderopvang zoals opa en oma. Dit verhoogt immers de bezetting en drukt de kosten voor de kinderopvang. Dit geldt niet voor peuteropvang organisaties: zij bieden immers een vast maximaal aantal van 16 uren aan, die grotendeels worden betaald door de gemeenten via onder andere de Voorschoolse middelen. Vooral voor peuteropvang organisaties die alleen peuteropvang (vaak voorscholen) aanbieden, betekent dit dat zij de hoge kosten voor peuteropvang niet kunnen compenseren door de inkomsten vanuit de reguliere kinderopvang. Zij zullen zich genoodzaakt zien om hun uurtarieven te verhogen en als de gemeenten dit niet compenseren, zullen vooral de ouders uit lagere inkomensgroepen hiervan de dupe zijn. Terwijl het peuterspeelzaalwerk daar juist ook voor is bedoeld. Zo lijkt deze maatregel van het kabinet haar doel voorbij te schieten.
Deze maatregel van het kabinet lijkt haar doel voorbij te schieten
Complexiteit peuteropvang neemt alleen maar toe
Kinderen tussen 0 en 4 jaar van wie de ouders niet werken, gezinnen met één kostwinner of eenoudergezinnen waarvan de ouder niet werkt, kunnen geen gebruik maken van de nieuwe regeling. Peuters tussen 2 en 4 jaar kunnen wel gebruik maken van de peuterspeelzalen en de voorscholen, als de gemeenten dit mede-financieren. Gelukkig maakt bijna 85 procent van alle peuters in Nederland gebruik van ofwel kinderdagverblijven, gastouders, of de voormalige peuterspeelzalen en voorscholen. Maar let wel: dit wordt voor een belangrijk deel gefinancierd vanuit de gemeenten en vanuit de onderwijs achterstanden gelden (GOAB) en de ‘Asschergelden’. In het nieuwe ontwerp worden de extra kosten voor de opvang van peuters die buiten de nieuwe regeling vallen bij gemeenten gelegd en dit maakt het er ook administratief niet eenvoudiger op. Er is straks een veelheid aan regelingen en financieringen onder de nieuwe regeling kinderopvang. Hier bestaat een groot risico op ongelijkheid voor kinderen en ouders, afhankelijk van de gemeente waar het gezin woont en de gemeentelijke bijdrage voor de peuteropvang.
Gelijke kansen voor alle kinderen tussen 4 en 12 jaar
In Nederland ging in 2020 zo’n 28 procent van alle kinderen tussen 4 en 12 jaar naar de buitenschoolse opvang. Dit betekent dat 1,1 miljoen kinderen niet naar de buitenschoolse opvang gaan. Alleen kinderwerk en jeugdwerk dat vanuit een gemeente wordt gefinancierd, biedt gratis kinderwerk aan in de buurt of in en om de basisschool. Vaak wordt dit aangeboden in combinatie met buurtsportcoaches en vindt het plaats in de buurt- en wijkcentra, op Cruyffcourts en Krajicekcourts. Maar kinderwerk en de courts zijn lokaal beleid, en daarom niet overal aanwezig. Vooral kinderen vanuit een achterstandssituatie zullen minder snel gebruik maken van voorzieningen die geld kosten, ver weg zijn of niet aansluiten bij de sociaal-culturele achtergrond van het gezin. Gelukkig maken kinderen wel gebruik van andere voorzieningen buiten school zoals scouting, sport- en cultuuractiviteiten, maar deze voorzieningen kosten geld, zijn niet overal beschikbaar en vaak doelwit van bezuinigingen door gemeenten.
Juist ouders uit kwetsbare wijken maken het minst gebruik van deze voorzieningen. Dit is de groep kinderen die ook het minst profiteert van de ‘nieuwe’ kinderopvang regeling. Het zijn kinderen tussen 4 en 12 jaar van wie de ouders niet werken, gezinnen met één kostwinner en eenoudergezinnen waarvan de ouder niet werkt. Door krappe en slechte behuizing thuis, ouders die niet in staat zijn hun kind thuis goed op te vangen of een leuke (betaalde) vrijetijdsbesteding te bieden, is er een verhoogd risico dat deze kinderen op straat belanden. Met alle gevolgen van dien. De criminaliteit onder jeugd neemt weliswaar niet toe maar begint wel steeds vroeger, bij 10- en 11-jarige kinderen. Wij willen ook deze kinderen graag kansen bieden en hen stimuleren in hun ontwikkeling, zowel op sociaal als mentaal gebied. Het programma School en Omgeving geeft mogelijkheden voor meer buitenschoolse opvang van kwetsbare kinderen, maar dit wordt nog niet in elke gemeente, wijk of dorp toegepast. De inzet van lokaal kinderwerk in Nederland geeft deze kinderen wel die kansen. Juist omdat kinderwerk gratis werkt vanuit het sociaal domein. Zij komt in de wijk en werkt nauw samen met zorg en onderwijs en komt thuis bij de ouders.
Juist ouders uit kwetsbare wijken maken het minst gebruik van deze voorzieningen
Als Sociaal Werk Nederland pleiten we er dan ook voor om de regeling voor kinderopvang uit te breiden naar die kinderen tussen 4 en 12 jaar van wie de ouders geen gebruik kunnen maken van de nieuwe kinderopvangregeling. Zo bereiken we daadwerkelijk alle kinderen en kunnen we samen met lokale organisaties alle kinderen een sterke pedagogische basis geven. Het IJslandse model, waarbij alle kinderen kansen krijgen om aan activiteiten mee te doen buiten de school, kan hierbij als inspiratie gelden. Een gedeeld pedagogische kader voor alle partijen die hiervoor een aanbod doen, kan de kwaliteit verhogen en bijvoorbeeld ook een gezonde levensstijl omvatten. Juist door een laagdrempelig, divers en kwalitatief hoogstaand aanbod te doen, bied je maatwerk voor alle kinderen en in het bijzonder voor kinderen in een achterstandssituatie. Zie hiervoor ook het position paper (2022) van De Nationale Jeugdcoalitie, waarvan ook Sociaal Werk Nederland deel uitmaakt.
Innovatiekracht: benut lokale samenwerking jeugd en onderwijs
De sector van de kinderopvang barst van de innovatiekracht. Tijdens de coronacrisis zagen we hoe de kinderdagverblijven, de BSO en de peuterspeelzalen zich openstelden voor noodopvang, in nauwe samenspraak met scholen en de gemeente. Ook zien wij dat met name peuterspeelzalen nieuwe samenwerkingsverbanden zijn aangegaan met scholen, in integrale kindcentra en in buurt- en wijkcentra. Als Sociaal Werk Nederland pleiten we er dan ook voor om het nieuwe aanbod voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar niet te beperken tot één partij of voorziening, maar open te stellen voor al die partijen die op lokaal niveau maatwerk kunnen bieden voor wat kinderen en ouders graag wensen. Een mooie uitdaging hierin is ook te zorgen dat kinderen die extra hulp of zorg nodig hebben, dat zo laagdrempelig en snel als mogelijk kunnen krijgen. Een nauwere samenwerking tussen kinderopvang, onderwijs, jeugdhulp en jeugdzorg op lokaal niveau kan hierin veel betekenen.