Nieuwsbericht

Eigen plek maakt meidenwerk effectiever

Chris Bos
14 mei 2019 | 2 minutes read

Maša Toplak (Ljubljana, Slovenië) heeft in opdracht van Sociaal Werk Nederland het afgelopen halfjaar onderzoek gedaan naar het meidenwerk in Nederland, Oostenrijk en Slovenië. Aan de hand van vragenlijsten en interviews ging ze op zoek naar overeenkomsten en verschillen tussen de drie landen. Haar eerste indruk: ‘De gebruikte doelen en methoden komen grotendeels overeen: het gaat vooral om empowerment van meiden. De verschillen zitten hem vooral in de financiering en de huisvesting van meidenwerk.’

Voor haar onderzoek sprak Maša in Nederland onder anderen met jongeren- en meidenwerkers van JOU (Utrecht), Participe (Alphen aan den Rijn), Surplus (Breda), Combiwel (Amsterdam) en Walhallab (Zutphen). Maša Toplak: ‘In vergelijking met Oostenrijk en Slovenië zijn jongerenwerkers hier zelf ook tamelijk jong. Opvallend is bovendien dat meidenwerk hier vaak geen eigen vaste plek heeft. In Oostenrijk is dat meestal wel zo, zeker in de grote steden, zoals Wenen en Graz, daar hebben een eigen ruimte in bijvoorbeeld een buurtcentrum. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat ze daar ook dagelijks open zijn. In Nederland gaat het vaak om wekelijkse activiteiten. Het voordeel van een eigen gebouw is ook dat als meiden een eigen plek hebben ze die ook naar hun eigen smaak kunnen inrichten. Dat zorgt voor een vertrouwde sfeer, laagdrempeligheid, stabiliteit en veiligheid.’

Minder meiden in jongerenwerk
In Nederland en Oostenrijk heeft het opzetten van afzonderlijk meidenwerk er vaak mee te maken dat er weinig meiden meedoen aan het jongerenwerk. Maša Toplak: ‘En het is in die twee landen vaak ook bedoeld voor meiden met minder kansen. Je ziet ook veel meer meiden met een migratieachtergrond. In Slovenië is de verhouding in het jongerenwerk tussen jongens en meisjes meestal wel 50-50. Het meidenwerk richt daarom op specifieke doelgroepen, zoals jonge vrouwen van 20-30 jaar met stressproblemen. In Slovenië is de definitie van jeugdwerk bovendien erg breed. Sollicitatietraining en loopbaanplanning vallen er bijvoorbeeld ook onder.’

Nog een opvallend verschil. ‘In Nederland zijn de activiteiten vaak de hoofdmoot. Tussendoor praten jongerenwerkers dan met individuele meiden over eventuele problemen. In Slovenië is dat anders. Daar is praten het doel op zich, daar komen ze voor. Dat meiden dat liever met alleen meiden doen is omdat ze zich dan veiliger voelen om zich te uiten.’

Dan de financiering. In Sloveense gemeenten is er jaarlijks een aanbesteding voor het jongerenwerk. Maša Toplak: ‘Organisaties die meedingen moeten doen ook precies aangeven welke activiteiten ze willen organiseren voor welke groepen. Daardoor zijn ze in de uitvoering minder flexibel en kunnen ze ook moeilijker een langdurige relatie opbouwen met meiden. In Nederland en Oostenrijk hebben organisaties meer zekerheid. De financiële afspraken gelden vaak voor meerdere jaren.’

Met de bakfiets
Voor meer inzicht in het Nederlandse jeugd- en jongerenwerk liep Maša ook stage bij TOS Leiden. Maša Toplak: ‘’s Morgens gingen we naar basisscholen, tijdens het speelkwartier. Met een bakfiets vol sport- en spelmateriaal. En ’s middags naar speeltuinen. En dan gaat het niet alleen om spelen; je bent er niet als “nanny” maar als rolmodel. Veel kinderen komen er ook omdat de TOS-medewerkers er zijn. Die hebben een goede reputatie in de wijk, ze hebben echte aandacht voor kinderen.’
Het straatwerk leverde Maša nog een constatering op. ‘Kinderen zijn overal hetzelfde. En meiden práten overal over hetzelfde: over jongens, internet, make up en uitgaan.’

In de bijlage....
...een uitgebreidere Engelstalige samenvatting van Maša's onderzoek, inclusief links en literatuurlijst.