Nieuwsbericht

Langer thuis kan niet zonder wijknetwerk - sociaal werkers hard nodig!

3 maart 2020 | 3 minuten lezen

Oud-sociaal werkers van het jaar Sjef van der Klein en Jenny Zwijnenburg onderzochten het afgelopen half jaar wat ouderen nodig hebben om zo lang mogelijk gezond en gelukkig thuis te blijven wonen. Het antwoord: een sterker lokaal netwerk, gebouwd door goed opgeleide sociaal werkers.

In hun onderzoek ontdekten Van der Klein en Zwijnenburg tien typen ouderen in de wijk. Variërend van ouderen die volledig zelfstandig zijn en een actieve bijdrage aan de wijk leveren met hun vrijwilligerswerk, tot ouderen met enkelvoudige problematiek, meervoudige grotere en complexere vragen en met zorg mijdende ouderen die zowel sociaal, emotioneel, psychisch als fysiek enorm kwetsbaar zijn. Zie in de bijlage de Infographic tien typen ouderen.

Typen ouderen
Ondanks de uiteenlopende typen ouderen in de wijk, zijn de vragen van de ouderen in elke gemeente ongeveer hetzelfde. Van der Klein: ‘Ouderen willen vooral blijven doen wat ze altijd deden, ook als hun mobiliteit afneemt. En dat zijn dezelfde dingen die wij ook willen: spelletjesavonden, een cursus Spaans, een lezing over spiritualiteit en handwerken. Zulke activiteiten lijken de kers op de taart, maar ze zorgen wel voor een informeel sociaal netwerk. Voor zingeving, voor een gevoel van erbij horen en als er iets met je gebeurt, is dat netwerk er weer om jou er doorheen te helpen.’

Medisch en sociaal
Om ouderen langer gezond en gelukkig in de wijk te laten wonen, is dus meer nodig dan goede zorg in die wijk. ‘Er is ook goede zorg nodig, vooral in de vorm van huisartsenpraktijken met ondersteunende diensten erbij. Denk aan een POH ggz, een POH ouderen, een fysiotherapeut en een goede relatie met het sociaal werk. Op die manier kun je patiënten van de huisarts de juiste zorg en/of ondersteuning geven. Huisartsen zijn namelijk niet altijd helemaal ingevoerd in de lokale sociale kaart, en zoeken dan een medische oplossing voor een niet-medisch probleem zoals eenzaamheid.’

Domein overstijgen
Veel hiervan is wel bekend, maar, stelt Van der Klein: ‘We moeten van weten naar doen. Het is niet zo dat we vergrijzing niet aan zagen komen. Toch lijkt lokaal domein overstijgend werken nog lastig in de praktijk. De focus ligt nu vooral op wonen en zorg. Daarbij wordt een derde component vergeten en dat is welzijn, bouwen aan gemeenschappen, zodat mensen mee kunnen blijven doen. Zetten gemeente daar niet op in, of zonder goed opgeleide professionals, dan gaan mensen zonder netwerk uiteindelijk een groter beroep doen op zorg.’

Ramp
Om tot die goede ondersteuning en sociale basis voor ouderen inde wijk te komen, moeten sociaal werkers zich beter kenbaar maken, vindt Van der Klein. ‘We moeten duidelijker uitleggen wat we doen. Deze typologie helpt daarbij. Het laat zien wat je als sociaal (ouderen)werker tegenkomt, en wat je voor de verschillende ouderen kunt doen.’ Want daarover heeft wat hem betreft nog te veel verwarring. ‘Functieprofielen zijn op dit moment een ramp. Er zijn gemeenten waar mijn werk gedaan moet worden door een vrijwilliger. Allerlei organisaties en kennisinstituten hebben uiteenlopende competentieprofielen voor sociaal werkers met een specialisatie ouderen. Die versnippering zorgt voor verwarring en uiteindelijk minder goede kwalitatieve ondersteuning voor ouderen. Als we niet duidelijker communiceren wat wij doen en wat onze bijdrage is, is het voor gemeenten heel moeilijk om de beste ondersteuning in te kopen. Het liefst zou ik willen dat het sociaal (ouderen)werk zo helder wordt als de wijkverpleegkundige.’

Voorkomen
Net als velen pleit ook Van der Klein voor een vroege inzet van professionals ‘om erger te voorkomen’: ‘Aan ouderen die zelfstandig zijn of ouderen die een beetje eenzaam zijn heb ik veel minder werk – maar op de langere termijn een groter effect – dan aan een oudere die ik pas tegenkom als zo'n persoon met vergevorderde dementie en sociaal geïsoleerd, zorg mijdt.’

Vrijwillige inzet
‘Gemeenten moeten zich bewust zijn dat ze professionals nodig hebben om de doelen te realiseren. Professor sociologie Jan-Willen Duyvendak onderzocht vrijwillige inzet en ontdekte dat als je geen formele inzet in een wijk hebt, informele inzet niet vanzelf komt. En ik zie het in mijn eigen praktijk. In de wijken waar ik aan het werk ga, wordt de vrijwillige inzet groter. Prachtig en belangrijk, want hoe zonde zou het zijn als we die steeds groter wordende groep 65-plussers verliezen als vrijwilligers omdat we hen niet coachen.’

In de bijlage het artikel in pdf, en de infographic 10 soorten ouderen
Lees meer over de 10 typen ouderen in dit interview met Jenny Zwijnenburg.