Nieuwsbericht

CPB: Doel minder dure zorg door inzet wijkteams niet gehaald

20 januari 2019 | 3 minuten lezen

Gemeenten zetten wijkteams in om de zorg dicht bij de cliënt te organiseren, bijvoorbeeld via mantelzorg. Alleen als dit niet mogelijk is wordt professionele zorg ingezet. In de meeste gemeenten is het aantal doorverwijzingen naar professionele zorg in de periode 2015-2017 toegenomen. Echter, in gemeenten met wijkteams is het aantal doorverwijzingen in deze periode met 14% harder gestegen dan in gemeenten zonder wijkteams. Dit blijkt uit de zojuist verschenen publicatie van het Centraal Planbureau (CPB) ‘De wijkteambenadering nader bekeken - Het effect van de inzet van wijkteams op Wmo-zorggebruik’.

Vooral in gemeenten waar wijkteams (deels) bestaan uit zorgprofessionals in dienst van een zorgaanbieder stijgt het aantal doorverwijzingen naar de professionele zorg. Dankzij hun plek in het wijkteam hebben deze professionals een belangrijke stem over wie in aanmerking komt voor deze zorg. In gemeenten zonder wijkteams zijn het doorgaans Wmo-consulenten, werkzaam bij een gemeentelijk Wmo-loket, die over de toegang gaan. Mogelijk houden zij meer rekening met de kosten voor de gemeente dan de zorgprofessionals. 

De samenstelling van het team is waarschijnlijk niet de enige verklaring voor het stimulerende effect van wijkteams op het Wmo-zorggebruik. "Zo zijn wijkteams mogelijk beter in staat om verborgen problematiek boven water te krijgen, wat heel waardevol kan zijn. Als hierdoor het aantal doorverwijzingen stijgt, kan dat zelfs wenselijk zijn, ondanks de hogere kosten die hiermee gepaard gaan", aldus de onderzoekers in hun rapport.

Als gemeenten de stijging van doorverwijzing naar professionele zorg willen tegengaan, kunnen ze verschillende maatregelen overwegen. Zo kan een gemeente ervoor kiezen om alleen de zwaarste (meervoudige) hulpvragen door een wijkteam te laten oppakken; alle andere hulpvragen kunnen door een Wmo-loket worden afgehandeld. Een andere mogelijkheid is om aanbieders geen rol te geven in het wijkteam. Ook een goede monitoring van het indicatieproces kan helpen om het aantal doorverwijzingen naar maatwerkvoorzieningen te beperken.

Johan Huttinga, adviseur preventie bij Sociaal Werk Nederland, woonde de presentatie van het rapport bij: "‘Wijkteambenadering nader bekeken’ is een financieel verhaal en geen onderzoek naar de werking en resultaten van de ontwikkeling van wijkteams. Het zegt dat wijkteams, in tegenstelling tot de verwachting, meer kosten omdat ze meer verwijzen. En als er aanbieders in een wijkteam zitten, verwijzen ze vaker door naar de eigen organisatie."
Zorgaanbieders hebben dus invloed op de indicatie. Huttinga: 'Maar onderzocht is niet of daardoor ook de kosten oplopen van de zorg die zo wordt geïndiceerd. De Wmo Jeugdzorg is hier overigens buiten beschouwing gelaten."

Erik Dannenberg (voorzitter Divosa) nam het rapport in ontvangst en pleitte voor goede preventie en vroegsignalering. Hij stelt in een reactie dat het rapport in een groter geheel geplaatst dient te worden. Het zegt niets over de beweging die er gaande is. Er is dus meer onderzoek nodig.

Het rapport CPB werd matig enthousiast ontvangen. Huttinga: "Uit de zaal kwam zelfs de reactie dat het een suggestieve benadering was. De sprekers en workshops nadien gaven een genuanceerder beeld; daarvoor was uiteindelijk ook meer belangstelling."

Silke van Arum (Movisie) heeft eerder al inhoudelijk de wijkteams onderzocht en meldt in het rapport Wijkteams Uitgelicht dat 59% van de wijkteams geen tijd heeft om preventie te ontwikkelen vanwege de hoge instroom aan hulpvragen. Ze heeft onderzocht welke beleidsmatige opdracht wijkteams hebben gekregen sinds 2015: Passende zorg en ondersteuning leveren; integrale aanpak; bevorderen van de zelfredzaamheid.

Sociaal Werk Nederland neemt het rapport onder de loep en neemt het mee in de strategie. Lees de blog van Eric Lemstra, vicevoorzitter van Sociaal Werk Nederland.