‘We willen wel, maar weten (nog) niet hoe.’
Digitale hulpverlening staat landelijk hoog op de agenda, al was het maar vanwege de kanteling naar zelfredzaamheid van burgers. Maar al die goede voornemens zetten nog maar weinig zoden aan de dijk in de dagelijkste praktijk van zorg en welzijn, is de ervaring van André Hintzen. De afgelopen maanden voerde hij een quickscan uit onder leden van Sociaal Werk Nederland. ‘Er zijn mooie voorbeelden, maar het blijft bij losstaande initiatieven. En dat is gek, want tegelijkertijd verwacht men veel van sociale technologie. Om er werkelijk iets mee te doen, moeten er volgens mij allereerst visie en focus komen.’
IPads verstrekken? Dan ook een doordacht plan!
Ook in de zorg komen digitale diensten overigens nog maar moeizaam van de grond, stelt André Hintzen. Hij werkte onder meer bij Zorgverzekeraar CZ om daar e-health op de kaart te zetten. Wat zijn de struikelblokken? ‘Punt één: financiering is een struikelblok, want men zegt: "e-health-oplossingen zijn niet evidence based”. Nee, natuurlijk niet! Innovatie is per definitie niet evidence based.’
Punt twee: ‘Ze beginnen ergens mee zonder een doordacht plan. Een voorbeeld? De uitgifte van honderden IPads aan medewerkers zonder er de bijpassende toepassingen bij te vermelden.’
Onafhankelijke positie
Dat gebrek aan visie en beleid constateerde hij ook bij sociaalwerkorganisaties en verwante instellingen. ‘Ik wil niemand voor het hoofd stoten, maar kort samengevat zeggen ze: “We willen wel, maar we weten niet hoe.”
Maar eerst even iets over André Hintzen zelf. Na een lange loopbaan in het bedrijfsleven en een onthutsende ervaring in de Jeugdzorg koos hij voor een maatschappelijke koers. ‘Ik ben in de zorg gaan werken, maar ontdekte al snel dat ik meer kon betekenen vanuit een onafhankelijke positie.’
Dat leidde er onder andere toe dat hij vorig jaar organisaties in het sociaal domein benaderde met dit aanbod: ‘Gedurende één jaar wil ik één dag per week maatschappelijk actief zijn op een manier die bij mij en mijn bedrijfskundige verleden past. Sociaal Werk Nederland heeft me gevraagd om deze verkenning uit te voeren.’
Hoopvolle discrepantie
Die verkenning begon met een online-enquête onder 388 leden, van wie er 68 (17%) reageerden. Aanvullend heeft hij vijf organisaties geïnterviewd (Movisie, Sociom, Xtra, Kwadraad en de Patiëntenfederatie Nederland). Het opvallendste gegeven:
in de vragen over de acceptatiegraad van sociale technologie voeren negatieve uitingen de boventoon (onpersoonlijk, staat nog veraf, gevaar voor privacy, geen tijd voor), maar gevraagd naar de waarde die ze eraan toekennen reageert men veel positiever (laagdrempeliger, vergroot zelfredzaamheid, efficiënt, ook buiten kantooruren). André Hintzen: ‘Dat frappante gegeven biedt veel perspectief, er ligt veel potentie. Het ontbreekt weliswaar nog aan kennis en mogelijkheden, maar als je onderkent dat iets waarde heeft, komt de acceptatie meestal wel.’
Plaatsvervangend
De interviews verduidelijkten de context van de uitkomsten van de quickscan. André Hintzen: ‘Ondanks het ontbreken van een overkoepelende visie zijn er mooie voorbeelden, zoals Appke van Sociom.’
Maar, benadrukt hij, dat zijn nu nog extra’s. ‘De digitale dienstverlening komt (nog) niet in plaats van een live-interventie, er is nog geen sprake van substitutie. Dus de kosten dalen ook niet. In het sociaal werk is dat misschien ook moeilijker te realiseren dan in de zorg; daar kun je als cliënt bijvoorbeeld met een slim gebruik van je smartphone tijdrovende routinebezoeken aan de trombosedienst of de dermatoloog uitsparen. Maar allicht zijn er ook binnen het sociaal werk meer “Appke-achtige” manieren die de inzet van professionals kunnen optimaliseren. Die cultuuromslag moet je maken. En zeker jongeren willen ook liever direct online worden geholpen dan dat ze zes weken moeten wachten op een intake. Of neem de pratende robots voor ouderen. Sommigen vinden het vreemd, maar anderen zijn daar enorm mee geholpen. En wat betreft schuldhulpverlening: er zijn prima programma’s om online te leren budgetteren.’
Laaghangend fruit
Op grond van al deze bevindingen is het tijd voor fase 2, stelt André Hintzen: ‘Nu moet Sociaal Werk Nederland keuzes voorbereiden. Samen met leden én met cliënten. Sociaal Werk Nederland moet dat sturen, met een conceptvisie en een actieplan. Waar wil je je op richten? Is er laaghangend fruit? Waar en hoe kun je de eerste successen boeken? Met blended care? Door de landelijke uitrol van Appke?’
Anders gezegd: ‘Het is nu een kwestie van de krachten bundelen, minstens één duidelijk doel stellen en een task force formeren die daaraan een stappenplan koppelt.’
Lees het hele verslag van de verkenning in de bijlage