Goed voorbeeld

Langs álle huizen in de buurt

Twee jaar geleden ging, op initiatief van opbouwwerker, de wijkregisseur en de woningcorporatie, het hele wijkteam de buurt in om kennis te maken met de wijk (een wijkscan). Na analyse bleek dat de leefbaarheid in deze buurt sterk achterbleef bij de wijk als geheel. Ze belden aan bij tweehonderd huizen en kwamen bij 101 bewoners achter de voordeur. Hoewel de hulpverleners voorstelden om alleen bij de huizen langs te gaan waar een hulpvraag bekend was, drong opbouwwerker Wessel Zwartsenberg, van het team Hatert, er op aan om langs álle huizen te gaan. Zwartsenberg: ‘Ik heb geleerd om een wijk in te gaan op zoek naar potentie in plaats van problemen.’ Dus ging het team met een open vragenlijst op pad: hoe beleeft u de buurt?

Zwartsenberg vervolgt: ‘Er kwamen naast zorgvragen ook veel ideeën voor de buurt naar voren. Uit de antwoorden bleek dat een heleboel mensen zich eenzaam voelen, en er zijn ook een hoop zorgvragen gevonden.’ Er wordt nu in kleinere projectgroepen gewerkt aan de vragen en signalen.

Dezelfde signalen horen we terug bij opbouwwerker en teamleider Erni Venhovens van het team Dukenburg: ‘Het is belangrijk om ín de wijk te zijn als je iets voor bewoners wilt betekenen.’ In Dukenburg voerden sociale professionals gesprekken met bewoners over vragen als: hoe kun je, ondanks je beperking, van betekenis zijn voor anderen, voor de wijk? De totstandkoming van het project Helpende handen was een heel langzaam proces, waarin bewoners met- en bewoners zonder beperking elke maand samen kookten en aten. Venhovens: ‘Toen een buurtgenoot in het ziekenhuis terecht kwam, werd er bijvoorbeeld snel een bezoekschema opgesteld. Dat is een mooi voorbeeld van de betrokkenheid die er in zo’n project ontstaat’.

Waarom nog een opbouwwerker?
In Nijmegen is binnen elk wijkteam een opbouwwerker aangenomen voor zestien uur in de week. Tegelijkertijd wordt er van alle wijkteamleden gevraagd dat ze een bijdrage leveren aan de leefbaarheid van de wijk en de versterking van de buurt. Samenlevingsopbouw, buurtondersteuning en opbouwwerk staan alle in het Nijmeegse sociaal werk dus hoog op de agenda. De vraag is dan: als alle sociaal werkers aan opbouw moeten werken, waarom moet je dan ook nog een opbouwwerker in het team hebben?

Zwartsenberg is al twintig jaar opbouwwerker en sinds ruim vier jaar wijkteamlid in de voormalige Vogelaarwijk Hatert. Hij vertelt: ‘Wat ik doe is het ondersteunen van bewonersinitiatieven en het faciliteren van bewonersgroepen. Het contact dat ik heb met bewoners vindt plaats in een spontane, meer informele situatie. Ik werk vanuit de ABCD-methode. Dat wil zoveel zeggen als dat mijn focus ligt op het opsporen van het potentieel van een buurt, van de krachten van mensen. Mijn collega’s zijn meer gericht op individuele hulpvragen die een oplossing vereisen. Dan ervaar je de wijk op een andere manier.’ Opbouwwerker Venhovens geeft op haar beurt aan: ‘Voordat ik in het wijkteam zat, had ik geen idee dat “het gesprek aangaan” een competentie was. Ik stapte op mensen af en vroeg wat hen bezighield. Niet vanuit een hulpverlenersachtergrond, maar vanuit het zoeken naar talenten. Dat is blijkbaar niet voor iedereen vanzelfsprekend.’

Bewoners sturen de agenda
Zwartsenberg legt uit: ‘Het is voor mijn collega’s uit het sociale wijkteam soms lastig te bevatten wat ik precies doe. Wat helpt is om mensen mee te nemen in een inspirerend voorbeeld. We hebben hier in Hatert bijvoorbeeld een buurtmoestuin. Een aantal bewoners wilde dat, dus ik heb gezocht naar een stuk grond in de wijk. Maar eenmaal een plek gevonden, zijn die bewoners zelf aan de slag gegaan. Als het kan vind ik dat bewoners het runnen van die tuin uiteindelijk helemaal zelf moeten doen. Dan is het niet mijn project, maar hun project. Als opbouwwerker moet je steeds weer je agenda opnieuw richten. En je laat de invulling van je agenda afhangen van wat bewoners willen doen, niet wat jij voor ogen hebt met een wijk. Als ze aan mij vragen wat ik als opbouwwerker ga doen, dan zeg ik: ik haal de vraag bij de bewoners op. Ik zeg niet vooraf: “ik wil daar en daar uitkomen”. Want het is hun verhaal, hun interesse.’

Een opbouwwerker houdt oog voor het grotere geheel
Deze manier van denken komt precies overeen met de doelstellingen van de gemeentelijke transitie: doen wat nodig is en aansluiten bij de vraag en de belevingswereld van de bewoners. Door een opbouwwerker in het team te hebben die opgeleid is om op die manier over zijn werk en de wijk na te denken, kunnen aan deze doelen handen en voeten gegeven worden. Zwartsenberg heeft vanuit zijn werk ook een gevoeligheid ontwikkeld voor de mate waarin je als professional meegaat met de plannen van de bewoners: ‘Het is niet alleen maar “u vraagt, wij draaien”. Een opbouwwerker is er om bewoners te faciliteren, maar wel met oog voor het grotere geheel. Daar hoort begrenzen en structureren bij als de situatie daarom vraagt. Soms moet ik ingrijpen of moet ik kiezen welke initiatieven ik help. Dat is de professionele afweging die ik moet maken. Welke bewoners hebben mijn hulp echt nodig en dragen tegelijkertijd bij aan het grotere belang van de buurt of wijk?

Soms zijn er incidenten, of vervelende voorvallen. Dan ben ik het aanspreekpunt als bewoners er zelf niet uitkomen. Vooral als het gaat om mensen met een rugzakje. In de moestuin was er bijvoorbeeld een man die andere vrijwilligers begon te bedreigen. Ook mensen die helemaal niet bang uitgevallen zijn, durfden niet meer bij de moestuin te komen. Ik heb de man gevraagd zijn gedrag te veranderen. Uiteindelijk heeft hij toen zelf de conclusie getrokken om te vertrekken.’

Zorg- en hulpvragen krijgen vaker een welzijnsantwoord
Opbouwwerkers zijn gewend signalen bij elkaar te brengen. ‘Als ik binnen een paar weken een aantal keer hoor: alleenstaande moeder, kleine kinderen, vraag ik direct of mijn collega’s eraan gedacht hebben om deze vrouwen met elkaar in contact te brengen, zodat ze elkaar misschien kunnen steunen. Dat kan een deel van de oplossing zijn voor hun individuele vragen’, zegt Venhovens. Door de samenwerking tussen individuele ondersteuners en opbouwwerkers in één wijkteam, kunnen veel hulpvragen (deels) opgelost worden door de cliënten in contact te brengen met reeds bestaande buurtinitiatieven, informele netwerken, of met elkaar. Er wordt minder snel aan een formele dagbesteding gedacht wanneer een hulpverlener op de hoogte is van buurthuisactiviteiten.

Via de opbouwwerker krijgen buurtinitiatieven vaker te maken met vrijwilligers met een rugzakje, maar deze mensen worden daarmee wel vaker informeel en op een laagdrempelige manier geholpen. Zwartsenberg: ‘Een collega die Wmo-consulent is, had een paar cliënten met interesse in de moestuin. Daar was ook iemand bij die op de “groenschool” had gezeten. Zo iemand had ik anders nooit gevonden.’

Zo zorgt de samenwerking in het team ervoor dat de hulpverleners en de opbouwwerkers cliënten met elkaar kunnen ‘uitwisselen’. Zwartsenberg: ‘Ik heb verstand van groepsgerichte aanpak, zij van hulpverlening. Die combi zorgt ervoor dat één en één drie is. De samenwerking levert voor mij een ander soort initiatieven en activiteiten op, die aan de andere kant weer aansluiten bij bepaalde doelgroepen. Veel zorg- en hulpvragen krijgen hierdoor een welzijnsantwoord.’

Bron: Buurtwijs

Details

Geplaatst op: 20 februari 2017 - 13:47
Geplaatst door:
Profielfoto van Janina van der Zande
Janina van der Zande
Lees meer over: Nijmegen opbouwwerker