Eén op de drie gemeenten experimenteert om schuldhulpverlening te verbeteren.
Ruim een derde van de gemeenten voert een experiment uit om haar schuldhulpverlening te verbeteren. Dat blijkt uit onderzoek van Bureau Bartels in opdracht van Schouders Eronder (samenwerkingsverband van Divosa, Sociaal Werk Nederland, NVVK, VNG en de Landelijke Cliëntenraad). De meeste experimenten zijn gericht op vroegsignalering. Ook is er aandacht voor bijvoorbeeld coachingstrajecten om de zelfredzaamheid van mensen met schulden te vergroten.
Bureau Bartels deed in 2020 onderzoek naar vernieuwende initiatieven van gemeenten en pilots die er op gericht zijn om de dienstverlening aan mensen met schulden te verbeteren. Door middel van uitgebreide gesprekken met functionarissen die verantwoordelijk zijn voor het schuldenbeleid van in totaal 315 gemeenten heeft het onderzoek een dekkingsgraad van 89%.
Redenen om te experimenteren
Redenen voor gemeenten om aan de slag gaan met een experiment zijn divers. Gemeenten willen bijvoorbeeld de mensen met schulden beter in beeld krijgen, of juist een laagdrempeliger contact met de doelgroep tot stand brengen. Ook succesverhalen van andere gemeenten kunnen een reden zijn om te starten met een experiment of pilot.
Focus van de experimenten
45% van de geïnventariseerde experimenten bestaat uit een vorm van vroegsignalering. Gemeenten zijn op zoek naar effectieve manieren om achter de voordeur te komen en ernstige geldproblemen vroegtijdig te voorkomen. Naast vroegsignalering zijn een aantal gemeenten bezig met een coaching- of buddytraject, vaak met vrijwilligers en ervaringsdeskundigen om zelfredzaamheid te vergroten. Ook voeren gemeenten experimenten uit met gastlessen, workshops, digitale producten (bijvoorbeeld apps) en perspectieffondsen.
Effecten
Gemeenten beogen verschillende effecten met hun experimenten. Het belangrijkste doel is reductie van schuldenproblematiek (81%). Andere beoogde effecten zijn: het eerder in beeld krijgen van mensen met een risico op schulden (63%), gedragsverandering van mensen met schulden (45%), en het efficiënter vormgeven van schuldhulpverlening (43%). Experimenterende gemeenten geven aan dat zij deze effecten ook terugzien of verwachten te zien. Uit het onderzoek blijkt ook dat als gemeenten voorafgaand aan de pilot concretere doelen formuleren, de effecten achteraf beter meetbaar zijn.
Lessons learned
Uit het onderzoek van Bureau Bartels komen drie elementen naar voren die belangrijk zijn om een pilot te laten slagen: zorg er allereerst voor dat uitvoerders goed toegerust zijn en blijf hen motiveren en betrekken. Bijvoorbeeld door hen gesprekstechnieken aan te leren of technische vaardigheden bij te brengen. Ten tweede: communiceer gedurende het traject actief met alle betrokkenen en ten derde: durf tijd, energie en geld te investeren zonder meteen resultaat te verwachten.
Experimenten overdraagbaar of opschaalbaar
Veel van de experimenten en pilots die in deze inventarisatie zijn besproken, zijn overdraagbaar of opschaalbaar naar andere gemeenten. Voor 73% van de experimenten en pilots schat de gemeente in dat dit mogelijk is. Gemeenten proberen hier zicht op te krijgen, maar dit blijkt in de praktijk vaak lastig. Schouders Eronder ziet hier een ondersteunende taak weggelegd voor het programma en voor de samenwerkingspartijen.
Verantwoording
Bureau Bartels is in maart 2019 gestart met een landelijke inventarisatie van gemeentelijke experimenten. Tussen maart 2019 en september 2019 zijn er telefonische gesprekken gehouden met 245 vertegenwoordigers die informatie konden verstrekken voor in totaal 315 gemeenten. Daarmee heeft het onderzoek een dekkingsgraad van 89%. Tijdens deze inventarisatie zijn initiatieven in beeld gebracht die niet de gebruikelijke routes doorlopen en het belang van de doelgroep voorop stellen door mensen met (een risico op) schulden eerder, beter en sneller te helpen.