Print blogartikel
Blog
Peuterwerk: kijk vooruit met kennis van toen
Praktisch elke gemeente heeft de peuterspeelzalen geharmoniseerd. Dé vraag voor de komende tijd is hoe we van de peuteropvang alsnog voorzieningen kunnen maken waar echt álle peuters terecht kunnen.
Stephanie Gross
22 november 2018 | 2 minuten lezen
Hoe krijgen we ouders en peuters uit achterstandsposities toch naar de geharmoniseerde peuteropvang? Met die hamvraag ronden we in december de Harmonisatie af. Vanaf 1 januari 2019 spelen de Nederlandse peuterspeelzalen en de kinderopvang definitief onder één hoedje. En dat is best een mijlpaal als je bedenkt dat we ruim tien jaar geleden al met die operatie zijn begonnen.
Want wie herinnert zich nog de wet OKE? Hoeveel tijd en energie hebben we toen niet gestoken in de eerste stappen naar verdere professionalisering van de peuterspeelzalen? We gingen van peutergroepen die soms volledig draaiden op vrijwilligers naar groepen met één echte beroepskracht en nog een vrijwilliger. Er kwamen pedagogische beleidsplannen, kwaliteitstoetsen en bewezen, effectieve programma’s. Dat was allemaal nieuw, spannend, ingewikkeld en tijdrovend. Dankzij de onderwijsachterstandsgelden konden we een flinke versnelling inzetten. Daarbij kwam dan nog de verhoging van de taaleisen voor de pm’ers. De afgelopen drie jaar moesten we alle zeilen bijzetten om ook die operatie tot een goed einde te brengen.
Maar uiteindelijk is het allemaal gelukt. Nu zijn we zover dat praktisch elke gemeente de peuterspeelzalen heeft geharmoniseerd. Dat wil zeggen dat de meeste nieuwe eisen zijn ingevoerd en dat ouders gebruik kunnen maken van de toeslag als zij daarvoor in aanmerking komen.
Maar vanuit het veld horen we helaas nog wel een schrille ondertoon in het slotakkoord van de Harmonisatie. Er bestaan nog steeds allerlei verschillende ouderbijdragen. Sterker nog: dat worden er eerder meer dan minder. Zeker voor ouders van de meest kwetsbare peuters blijkt dat financiële oerwoud toch een te hoge drempel. Op diverse plaatsen in Nederland ontstaat uitval, waardoor juist de peuters die het meest gebaat zijn bij een peuterspeelzaal, daar niet meer naar toegaan. Hun ouders zien geen heil in het aanvragen of gebruikmaken van de toeslagen, of ze hebben gehoord dat kinderopvang, en dus de peuterspeelzaal, zo duur is.
Dat komt niet als een verrassing, integendeel. Van meet af aan hebben we als Sociaal Werk Nederland op dat gevaar gewezen, daarin recent ook gesteund door het SCP. Hun voorman Kim Putters wees er al eerder op dat de aloude tegenstelling tussen ‘haves en have nots’ verandert in een kloof tussen ‘cans en can nots’, tussen mensen met veel en die met weinig opleiding. Nog meer financiële drempels voor goede peutervoorzieningen leiden er toe dat die kloof al op peuterleeftijd onoverkomelijk kan worden.
Dé vraag voor de komende tijd is hoe we van de peuteropvang alsnog voorzieningen kunnen maken waar echt álle ouders en peuters terecht kunnen. Daar moeten we ons als peuterprofessionals zelf én met de betrokken partijen nog eens grondig over buigen. Hoe gaan we dat aanpakken? Moeten we peutervoorzieningen gratis maken? Verplicht stellen? Peuters minstens vier dagdelen laten komen? Iedere peutervoorziening koppelen aan een basisschool?