Master Social Work: een pittige opleiding, maar dan heb je ook wat
Aan inmiddels drie hogescholen kunnen sociaal werkers een masteropleiding Social Work volgen. Een pittige opleiding, zeggen afgestudeerden, maar dan heb je ook wat. Ook hun werkgevers varen wel bij de extra kennis en vaardigheden van de alumni. Wat maakt die master zo bijzonder? En hoe kan de opbrengst ervan nog groeien, zowel in studentenaantallen als aan impact voor de branche? Die vragen komen aan bod in twee artikelen, vanuit het perspectief van respectievelijk hogescholen en sociaalwerkorganisaties. Dit is deel 1: wat vinden de HAN en de HvA ervan?
‘Jaarlijks hebben we een nieuwe eerstejaarsgroep van zo’n twintig studenten,’ aldus Mariël van Pelt, hoofddocent en programmaleider research & improvement master social work bij de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). ‘Hun grootste gemene deler? Ze willen de praktijk van het sociaal werk verbeteren en op een degelijke manier iets doen aan zaken waar ze in hun dagelijks werk tegenaan lopen. Maar waarin ze verschillen is minstens zo interessant. Ze komen uit het hele land, vertegenwoordigen vrijwel alle werksoorten binnen het sociaal werk en variëren in leeftijd van begin twintig tot eind vijftig. Juist die mix maakt het superboeiend: de combinatie van ouderen met een schat aan ervaring en jongeren met kennis van recente literatuur en de nieuwste inzichten.’
Joris van Loon (opleidingsmanager master social work Hogeschool van Amsterdam) kan dat alleen maar beamen. ‘Ze zijn ambitieus en hongerig naar kennis over hoe je je werk anders kunt doen: “hoe kan ik verklaren wat ik om me heen zie?” De master geeft hen de extra kennis en daardoor vaak ook het nodige zelfvertrouwen om knelpunten in hun dagelijkse praktijk onderbouwd aan te pakken. Bovendien zijn ze beter in staat om complexe cliëntvragen te ontrafelen, hoor ik van werkgevers. En dat is handig in tijden van steeds meer multiproblematiek.’
Passende functies
Ons initiatief was in eerste instantie bedoeld als impuls voor professionalisering, aldus Mariël van Pelt, die aan de wieg stond van de master. ‘Dat is deels gelukt; we hebben een master ontwikkeld die echt bijdraagt aan het vakmanschap van sociaal werkers en de kwaliteit van het sociaal werk. Onze alumni brengen het handelen én het verantwoorden daarvan weer een stap verder. En ze nemen hun collega’s daar altijd in mee.’
Toch wordt de potentie van de master binnen de branche nog te weinig benut. Mariël: ‘Eenmaal afgestudeerd kan niet iedereen zijn mastercompetenties voldoende kwijt binnen zijn functie. Sommigen kiezen er dan voor om als docent te gaan werken. Dat is eigenlijk professionaliseren met een omweg.’
Joris van Loon: ‘Een derde van onze afgestudeerden houdt zijn functie, maar werkt nu met meer plezier en meer effect. Twee derde vindt een andere baan, intern of extern. En extern is niet per se een verlies. Neem de jongerenwerker die nu ketenregisseur is bij de gemeente. Voor zijn ex-werkgever is hij daarmee een handige gesprekspartner, een vooruitgeschoven post met een andere rol in hetzelfde netwerk. Wat ik anderzijds ook wel hoor is dat werkgevers vastleggen dat iemand de opleidingskosten moet terugbetalen als hij binnen drie jaar vertrekt.’
Lees verder in de bijlage..