Nieuwsbericht

Interview VNG Magazine Jongerenwerk en jeugdhulp: het beste van twee werelden

25 september 2024 | 5 minuten lezen

Niet iedere jongere met een hulpvraag is gebaat bij een individueel hulptraject. Een contact met een jongerenwerker kan al genoeg zijn. Jeugdhulp en jongerenwerk weten elkaar echter niet altijd te vinden. Dat kan beter, zegt Jolanda Sonneveld, programmamanager Jeugd en Opgroeien bij Sociaal Werk Nederland, in het VNG Magazine van september 2024.

Eind 2020 signaleerden het buurtteam, een jeugdhulporganisatie en Jongerenwerk Utrecht een explosieve toename van jongeren met sombere, depressieve en suïcidale gedachten. Velen van hen stonden op de wachtlijst voor individuele hulpverlening. Gezamenlijk ontwikkelden de partijen een project om deze jongeren groepsgericht te begeleiden. Het was een pilot, gestart met een groep in Vleuten en inmiddels uitgebreid naar meer wijken in Utrecht.

Dit voorbeeld van een geslaagde samenwerking van jeugdhulp en jongerenwerk staat in de inspiratiebundel Samen werken aan mentale weerbaarheid van jongeren van Sociaal Werk Nederland. Jolanda Sonneveld haalt het Utrechtse project graag aan om te laten zien hoe belangrijk het is om de gescheiden werelden van jeugdhulp en jongerenwerk bij elkaar te brengen. Want vaak hebben ze geen idee van elkaar waar ze mee bezig zijn. Waar het jongerenwerk probeert om, heel laagdrempelig, vanuit de leefwereld van kinderen en jongeren een contact op te bouwen en ontwikkelingsgericht en groepsgericht werkt, werken jeugdhulpverleners vaak probleem- en individueel gericht: er is een probleem, daar moet hulp bij gezocht ­worden. Pas de laatste tijd beginnen ze elkaar steeds vaker te vinden.

Waarom komt die samenwerking zo moeizaam op gang?
“Het begint al in de opleiding. In het hbo zijn het echt twee gescheiden disciplines. Je zou het beste van twee werelden bij elkaar moeten brengen. Maar wat we in de praktijk zien is dat er heel veel geld gaat naar preventie en naar jeugdhulp, met prachtige landelijke programma’s, maar dat er niet wordt geïnvesteerd in de basis, in de buurten en de wijken. Die basis is wel belangrijk om kinderen en jongeren de groeikansen te geven die ze hard nodig hebben, daar zijn professionele jongerenwerkers voor nodig. Tegelijkertijd constateer ik dat het jongerenwerk een heel kleine beroepsgroep is, met landelijk iets meer dan 2.000 professionals. Van hulpverleners zijn er 44.000. En dan is het ook nog ongelijk verdeeld over gemeenten. Utrecht heeft meer dan honderd jongerenwerkers, een stad als Heerlen heeft er zes.”

Utrecht heeft meer dan honderd jongerenwerkers, Heerlen heeft er zes

Wat kunnen jongerenwerkers wel, wat hulpverleners niet kunnen?
“Vooropgesteld: de meeste jongeren hebben geen jeugdhulp nodig, die redden zichzelf wel en zitten in de goede sociale netwerken. Maar een feit is dat steeds meer jongeren worstelen met mentale problemen. Ze communiceren via een beeldscherm met elkaar en vinden het vaak lastig om echt contact te maken met anderen, te bellen of af te spreken. Daar komen de grote uitdagingen voor de jonge generatie bij: de nare toestanden in de wereld, klimaatverandering. Er is een groep die opgroeit in lastige thuissituaties waar ze niet de ruimte vinden om gehoord te worden, waar aandacht voor ze is. Voor hen is het belangrijk om in contact te komen met leeftijdgenoten en te merken dat ze niet de enigen zijn die worstelen met zichzelf of de omgeving waarin ze opgroeien. Ze voelen zich dan niet meer alleen, krijgen gelijkgestemde vrienden. Dat is al zo waardevol voor het oplossen en voorkomen van grotere individuele ­problemen. Daar is het jongerenwerk voor.”

De druk op de jeugdzorg neemt toe, de wachtlijsten groeien. Kan het jongerenwerk, ook al heeft het weinig mensen, daar iets aan doen?
“De drempel om hulp te vragen is lager geworden. Ouders vinden gemakkelijker de toeleiding naar hulp, waardoor de vraag naar jeugdhulp toeneemt. Maar de vraag is: is voor al die jongeren die op de wachtlijst staan een individueel hulptraject echt nodig? Zouden we niet ook eens kijken naar de basisvoorzieningen in de normale opgroeiomgeving van kinderen, in de eigen buurt? Wat wordt daar al georganiseerd, waar kunnen ze terecht voor ontmoetingen met hun peers, waar kunnen ze vriendschappen aangaan en met hun eigen identiteitsvorming aan de slag gaan? De basis is vaak al aanwezig, gebruik die dan ook.”

“Utrecht is echt een mooi voorbeeld. Daar keken ze eens goed naar de wachtlijst en zagen dat er vooral jongeren met vergelijkbare hulpvragen op stonden. Toen hebben ze die per wijk uitgenodigd om aan een groep mee te doen. Jeugdhulp en jongerenwerk zetten samen een programma op, waarin het jongerenwerk het sociaal-culturele deel voor z’n rekening neemt – hoe maak je een sterke groep waarin alle jongeren zich welkom en veilig voelen –, een medewerker van het buurtteam sloot aan voor de psycho-educatie voor de mentale issues.”

Zijn jongeren wel bereid daaraan mee te doen?
‘Sterker, dat vinden ze heel fijn. Ze komen erachter dat ze niet de enigen zijn. Het mooie is ook dat ze vaak verbonden blijven aan het jongerenwerk en dat ze ook op de langere termijn voor elkaar een steunend netwerk blijven. Als ze dan hulp nodig hebben, weten ze waar ze terechtkunnen – in tegenstelling tot hulpverleningsorganisaties waar de hulp na een individueel of groepstraject afgesloten wordt. De gemeente Utrecht zet stevig in op die collectieve aanpak. Soms is een individueel hulptraject nodig, maar vaak ook niet. En soms is het ook een combinatie, maar dan blijkt dat een individuele therapie minder lang duurt of minder intensief is als iemand in een groep steun vindt. Dat zijn interessante denkrichtingen. Hoewel nog niet is bewezen dat het goedkoper is, lijkt het er wel op dat hiermee individuele hulpverlening kan worden voorkomen. Dat kan uiteindelijk een besparing opleveren.”

Vaak staan in gemeentelijk beleid mooie woorden over preventie en ingrijpen aan de voorkant, maar hoe doe je dat dan?

Daarvoor is een actieve gemeente nodig, en visie.
“Utrecht heeft dit in zijn contracten vastgelegd en wil organisaties daarvoor ook de ruimte geven, om de professionals in staat te stellen die samenwerking vorm te geven. Vaak staan in gemeentelijk beleid mooie woorden over preventie en ingrijpen aan de voorkant, maar hoe doe je dat dan, wat zijn daarvoor de randvoorwaarden? De betrokkenheid van een enthousiaste wethouder is daarvoor wel belangrijk.”

U zei het al: er zijn maar weinig jongerenwerkers. Is het dan wel reëel om van hen te verwachten dat ze op een andere manier gaan werken? 
“Er wordt op allerlei terreinen aan het jongerenwerk getrokken: in het veiligheidsdomein, bij armoedevraagstukken, op het gebied van sporten en bewegen. Het is inderdaad heel belangrijk dat ze hun werk ­kunnen blijven doen, zonder te worden opgeslokt door andere verplichtingen. Daarom moet er echt meer worden geïnvesteerd in die basis, in de mensen en de voorzieningen waar jongeren in hun vrije tijd gewoon naartoe kunnen gaan.”

Kan het verenigingsleven ook bijdragen aan de versterking van die sociale basis?
“Ja, bij verenigingen, clubs, de scouting en de kerken en moskeeën wordt veel gedaan wat heel waardevol is. Jongerenwerkers weten dat, zij kennen ook de informele netwerken in de eigen buurt of wijk, zoals een clubje in de buurt dat op eigen initiatief aan sport doet. Daar kunnen jongeren ook aanhaken en vriendschappen opdoen. Zo creëer je voor iedereen een plek van sociale ontmoeting. Dat is belangrijk voor ieders mentale gezondheid en veerkracht.”

Kunnen we leren van andere landen?
‘Finland en Ierland investeren veel in het vrijetijdsdomein en jeugdvoorzieningen. Of neem België, waar de scouting heel belangrijk is voor de ontwikkeling van kinderen. Het vertrekpunt van de Vlamingen is het grondrecht van elk kind op een kwalitatief goede vrijetijdsbesteding. Zij vinden het vreemd dat wij denken vanuit de problemen in de jeugdzorg en de lange wachtlijsten. Daar kunnen wij inderdaad nog iets van leren.’

Jolanda Sonneveld is programmamanager Jeugd en Opgroeien bij Sociaal Werk Nederland. Ze is een van de sprekers op de jaarlijkse Voor de Jeugd Dag op 30 september in Zaandam. Ook is ze vanuit Sociaal Werk Nederland betrokken bij de organisatie van het Bestuurlijk Congres Kinder- en Jongerenwerk op 17 oktober in Alkmaar.

Dit interview is doorgeplaatst van de VNG-website. Tekst: Leo Mudde.