Datagedreven werken kan impact aantonen én kwaliteit verbeteren
Bron: Movisie
Steeds meer sociaalwerkorganisaties willen aan de slag met datagedreven werken. Maar hoe precies, en met welk doel, is lang niet altijd duidelijk. Reden voor Sociaal Werk Nederland en Movisie om samen de balans eens op te maken. Wat doen de brancheorganisatie en het kennisinstituut zelf op dit vlak? En wat is hun beeld van het veld: hoe pakken organisaties het aan?
‘Datagedreven werken lijkt op Chinees leren zonder enige voorbereiding’, zegt adviseur Eva Bos van Sociaal Werk Nederland treffend. Ze is in gesprek met twee experts van Movisie: Annette van den Bosch en Sonja Liefhebber. Bos heeft net verteld over de pilot die Sociaal Werk Nederland momenteel samen met sociaalwerkorganisaties uitvoert om met Kritieke Prestatie Indicatoren (KPI’s) te gaan werken. ‘Het is compleet nieuwe materie voor de meeste professionals en organisaties die meedoen.’
Hoe ga je het goede gesprek aan met opdrachtgevers?
‘Voor ons als Sociaal Werk Nederland’, vertelt Bos, ‘zijn we in eerste instantie met datagedreven werken gestart om gezamenlijk data te verzamelen om de impact van het werk te laten zien, om onze meerwaarde aan te tonen.’ De brancheorganisatie startte in 2019 met het dataprogramma. Dat is drieledig en gaat naast een gezamenlijk KPI-model ook over een inventarisatie en analyse van maatschappelijke kosten baten analyses (mkba’s) en als derde over een opleidingsaanbod voor lidorganisaties om hen toe te rusten voor het datagedreven werken.
Maatschappelijke kosten baten analyse
Een mkba (maatschappelijke kosten baten analyse) is een manier om de (positieve en negatieve) effecten van een project of interventie op de welvaart van een grote groep mensen in te schatten. Het gaat om de brede welvaart, dus inclusief factoren als geluk, psychologisch welzijn en zelfredzaamheid.
Kritieke prestatie-indicator
Een KPI (kritieke prestatie-indicator) is een meetinstrument dat de prestaties van organisaties concreet en inzichtelijk maakt. Een goede KPI wordt volgens het SMART-principe opgesteld. Een Output KPI voor het terugdringen van sociaal isolement onder jongeren is bijvoorbeeld het aantal sociale contacten opgedaan per jongere na drie maanden intensieve begeleiding.
KPI-model Sociaal Werk Nederland - Een verzameling KPI’s toepasbaar op sociaal werk
Het idee is om een overzicht te maken van MKBA’s die toe te passen zijn op sociaal werk om zo onze leden hierin te ondersteunen. Het opleidingstraject kan een breed aanbod van modules worden. De achterliggende gedachte is dat het voor sociaalwerkorganisaties steeds belangrijker wordt om de waarde van sociaal werk zichtbaar te maken. Wat benadruk je wél en wat niet? Hoe ga je het goede gesprek aan met opdrachtgevers?
Knap lastig
Bos richt zich momenteel vooral op de pilot om samen met het veld het KPI-model te toetsen. De animo onder sociaalwerkorganisaties om daaraan mee te doen was groter dan het aantal plaatsen, vertelt ze. ‘We zitten nu samen aan de tekentafel en pluizen met de acht sociaalwerkorganisaties afzonderlijk uit welke acties en activiteiten ze precies in beeld willen brengen.’
Het blijkt vervolgens knap lastig de indicatoren te bepalen waarmee ze het effect, de outcome, van de activiteiten kunnen meten. Bos: ‘Er is een andere mindset nodig om met behulp van KPI’s anders naar het werk te kijken. De focus ligt op wat het werk oplevert voor inwoner en voor de maatschappij.’ Mede om die reden bemerkt ze een groot enthousiasme bij de sociaal werkers: ‘”Eindelijk wordt inzichtelijk wat we allemaal doen en vooral wat voor impact dat heeft”, zeggen ze.’ Bos ziet ook wel wat terughoudendheid, vanwege angst voor verlies van autonomie en dat het een controlemiddel zou worden.
De insteek van Movisie
Ook Movisie is al enige jaren actief op het terrein van datagedreven werken, zij het met een wat andere insteek. ‘Wij zien het verzamelen en monitoren vooral als een middel om te leren en de kwaliteit van het werk te verbeteren’, vertelt Liefhebber. ‘Dat kan op het individuele niveau van een sociaal werker met een cliënt zijn, of op het geaggregeerde niveau van een wijk of gemeente.’
Movisie inventariseerde vorig jaar in de praktijk hoe sociaal werkers hun eigen werk monitoren. Er blijken tientallen verschillende registratiesystemen in omloop en sommige professionals moeten in verschillende systemen werken. In welk systeem ze werken wordt doorgaans door de werkgever of de opdrachtgever bepaald en vaak worden de opgehaalde gegevens niet teruggekoppeld. ‘Niet zo verwonderlijk dus dat sociaal werkers zelf nogal eens vraagtekens zetten bij data verzamelen en datagedreven werken’, zegt Van den Bosch. ‘Als ze het nut van monitoring ervaren en kunnen inzetten voor kwaliteitsverbetering van hun werk, zijn ze doorgaans wel enthousiast.’
Koplopers
Begin 2021 startte Movisie een project om mee te kijken in de keuken van koplopers die hun data al daadwerkelijk inzetten voor kwaliteitsverbetering, vertelt Liefhebber. ‘In Utrecht gebruiken wijkverpleegkundigen data uit het Omaha System voor betere zorg. In Amersfoort werken de wijkteams met spiegelgesprekken om hun werk te verbeteren.’
In de gemeente Peel en Maas gebeurt dat met een vertelpunt waar gezinscoaches hun cliënten aan het woord laten. Van den Bosch: ‘Daarbij zijn de rollen omgedraaid en vertelt de inwoner wat hij kwijt wil over wat de werkers gedaan hebben.’ Bij de LEV-groep tot slot is het Oirschotse WIJteam aan de slag met data. Movisie deelt de komende tijd op Movisie.nl de ervaringen bij deze vier praktijken, zoals wie er bij betrokken zijn en wat het oplevert aan vraagstukken en inzichten.
Gebrek aan uniformiteit
Sociaal Werk Nederland en Movisie mogen hun programma’s over datagericht werken dan elk op een eigen manier insteken, ze komen wel dezelfde vraagstukken tegen. Het gebrek aan uniformiteit is daar een belangrijk voorbeeld van. De drie experts verklaren dat onder andere als een gevolg van de vele werksoorten, de vele doelgroepen en ook wel uit de neiging van organisaties en gemeenten om de dingen op hun eigen manier te willen doen.
Dit doet Van den Bosch denken aan de parallel die de president van de Rekenkamer eens trok tussen het sociaal domein en de uitvinding van de CD. ‘Er waren destijds twee grote ontwikkelaars. Ze hadden de keuze om ieder voor zich te gaan, in de hoop dat het eigen systeem als winnaar zou eindigen. Óf ze gingen samen optrekken en afspraken maken over de omvang de CD en het gaatje in het midden. Dat laatste is gebeurd, en we weten allemaal hoe succesvol.’
Toekomstplaatjes
Van den Bosch noemt het Kwaliteitskompas dat Movisie samen met twee andere kennisinstituten, (NJi en Vilans) ontwikkelde als een mooie stap in de goede richting. ‘In de ingewikkelde realiteit met 350 gemeenten en een veelvoud aan sociaalwerkorganisaties helpt het kompas om samen op te trekken en het goede gesprek te voeren. Het faciliteert de gezamenlijke zoektocht om het aanbod van de organisaties in lijn te krijgen met de gewenste maatschappelijke resultaten.’
Het huidige gebrek aan uniformiteit schemert door in de toekomstplaatjes die de experts aan het einde van het gesprek schetsen. Bos: ‘Als je data van CBS, gemeenten, zorg en sociaal werk op elkaar zou kunnen leggen, dan zal dat echt een waardevolle mix van data opleveren. Die kan de samenwerking tussen gemeenten, zorg en sociaal werk bevorderen. Als de afstand tussen beleid en uitvoering daardoor kleiner wordt, dan kunnen maatschappelijke uitdagingen effectiever en efficiënter aangepakt worden.’
Liefhebber vult het plaatje op de Movisie-manier in: ‘Dat we steeds beter leren hoe we de ondersteuning met alle beschikbare informatie kunnen verbeteren. Bijvoorbeeld als de data laten zien dat bij een bepaalde doelgroep dezelfde stapeling van problemen te zien is, of dat in een specifieke wijk veel inwoners behoefte hebben aan dezelfde activiteit.’