Peuteropvang heeft de lockdown goed doorstaan
Dit zou aanvankelijk een verhaal worden over peuters die waren zoekgeraakt door de lockdown. Uit een enquête van Sociaal Werk Nederland rees namelijk het beeld dat peuterspeelzalen in de eerste maand na de heropening nog pakweg 20% van hun peuters misten. Twee weken later bleek uit aanvullende interviews echter dat nagenoeg alle peuters terug waren, mede omdat organisaties en pedagogisch medewerkers van meet af aan alles in het werk hebben gesteld om contact te houden met ouders en peuters, en hen ook van speel- en leermateriaal hebben voorzien. Daar zijn ze zo goed in geslaagd dat er nu nauwelijks ontwikkelingsachterstanden zijn en dat sommige peuters zelfs een sprongetje voorwaarts hebben gemaakt.
Half maart sloot heel Nederland de deuren, dus ook de peuterspeelzalen. ‘Dat kon natuurlijk ook niet anders, maar het was onwennig om níét dagelijks naar je werk te gaan om alles waarmee je zo hard bezig bent voort te zetten,’ aldus Marijke Terlien, pedagogisch medewerker bij Bink (Hilversum e.o.). ‘De vraag was eigenlijk meteen: hoe komen ze straks terug en kómen ze wel terug?’
In de eerste weken na de wederopenstelling leek het erop dat niet alle ouders het aandurfden om hun peuters weer naar de opvang te brengen. Ernst Radius, senior adviseur bij Sociaal Werk Nederland: ‘We kregen signalen dat het daarbij vooral ging om de ouders van kinderen die de meerwaarde van de peuterspeelzaal juist het hardst nodig hebben om ontwikkelingsachterstanden te voorkomen of te verhelpen. Daarom hebben we een enquête gehouden en daaruit bleek dat 20% van de peuters nog niet was komen opdagen. Dat vonden we zorgelijk, maar inmiddels zijn ze vrijwel allemaal weer present. En dat is ook niet zo gek, want de organisaties zijn vanaf dag één begonnen met het zoeken naar manieren om ouders en peuters erbij te houden. Uiteindelijk heeft dat dus prima uitgepakt.’
Extra alert op de thuissituatie
Karin Kamperman, pm’er van Stichting Peutercentra Overbetuwe (SPO): ‘Ons management zei meteen: we zijn een welzijnsorganisatie, dus we blijven present voor kinderen en ouders; op welke manier dan ook. Tijdens de belcontacten met ouders waren we alert op signalen waar we wat mee zouden moeten. Buiten de noodopvang voor kinderen van ouders die in een vitale sector werkten, boden we bovendien opvang aan peuters wanneer we het gevoel kregen dat het welzijn van kind of ouders in het gedrang kwam. Bijvoorbeeld voor een kind met hechtingsproblemen dat baat had bij meer structuur, en een kind dat regelmatig door broer en zussen werd opgevangen omdat beide ouders buitenshuis werkten.’
‘We hebben ouders regelmatig een e-mail gestuurd met activiteiten die ze met hun kinderen konden doen,’ aldus Marije Wijnja van Peuter & Co (Rotterdam). ‘Laagdrempelig, eenvoudige taal, bezigheden die geen geld kosten. Schilderen met ijsblokjes bijvoorbeeld. Bovendien belden we ouders iedere week: hoe gaat het? Houden jullie het vol?’
De meeste ouders waardeerden onze tips over activiteiten en pakten ze ook op. Marije: ‘Maar anderen gaven ruiterlijk toe dat het kind vooral achter de tablet zat…’
Paaspakketje
Bij Kinder Opvang Parkstad in Limburg maakten de pedagogische medewerkers filmpjes die ze deelden op de Facebook-pagina voor ouders. Sandra Janssen: ‘Met de boodschap: “we missen jullie, hou vol!” Rond Pasen zijn we bovendien met een Paashaas langs de deur gegaan met een verrassingspakketje. Dat vond iedereen heel erg leuk; en het gaf ons even een beeld van hoe het ging met de kinderen.’
Ook elders hielden de pm’ers wekelijks contact met vrijwel alle ouders. Marijke Terlien: ‘Telefonisch of aan de deur. Sommige ouders en hun peuters hadden bovendien contact met elkaar.’
Zo nodig kon de pm’er ouders helpen met concrete adviezen. Marije Wijnja: ‘Een moeder klaagde dat het dagritme helemaal was verdwenen. Ik heb praktische tips gegeven hoe je voor structuur kunt zorgen.’
Andere ouders hielden de boot trouwens een beetje af. Marije: ‘Misschien omdat ze het idee hadden dat we hen controleerden. Dan kreeg ik ontwijkende antwoorden en wilden ze zo snel mogelijk ophangen, vooral vaders. Taalbarrières zijn bij dergelijke telefoongesprekken extra lastig. Live kun je meer met handen en voeten doen.’
In Elst (Overbetuwe) bleek Klasbord een uitkomst. Karin Kamperman: ‘Dat is een digitaal platform voor ouders die een kind bij ons hebben. Die app gebruiken we sowieso permanent. Bijna elke dag zetten we erop wat we hebben gedaan, zodat ouders daar thuis op verder kunnen borduren. Tijdens de lockdown hebben we voor ouders filmpjes gemaakt, bijvoorbeeld over knutselwerkjes, het stimuleren van taal of de motoriek. En we zongen de “vaste liedjes”. Ouders waren daar erg blij mee en stuurden op hun beurt allemaal foto’s en filmpjes. We moesten zelfs selecteren, anders werd het te veel om alles te delen.’
De wederopenstelling
Na pakweg twee maanden maakten de versoepelingen het mogelijk dat de peuteropvang weer open ging. Alle organisaties stelden ouders daar tijdig van op de hoogte en in combinatie met alle eerdere warmhoud-activiteiten zorgde dat ervoor dat de meeste peuters eigenlijk meteen weer present waren.
En de kinderen hadden er ook direct weer zin in. ‘We dachten dat het een zware week zou worden, maar dat viel alles mee,’ aldus Claire Viveen van Kanteel Kinderopvang (Den Bosch e.o.). ‘Op deze leeftijd zijn peuters toch best flexibel, zeker degenen die al veel begrijpen.’
Overigens merkte Claire wel een verschil tussen locaties in verschillende wijken. ‘Op een locatie met veel hoogopgeleide ouders midden in de stad kwamen ze vrijwel allemaal meteen terug. Ook omdat de druk op werkende ouders toenam. “We zijn blij voor ons kind, maar vooral voor ons zelf”. Thuiswerken met kinderen om je heen valt niet mee. Ouders van een locatie in een kwetsbaardere wijk keken de kat eerst nog wat uit de boom. Sommigen wilden niet dat hun kind “een proefkonijn” was.’
Terugval en sprongetjes
Sommige pm’ers maakten zich vooraf zorgen over mogelijke achterstanden in hun ontwikkeling of problemen thuis. Marijke Terlien: ‘Ons dagelijks werk is immers veel méér dan die 3,5 uur op de speelzaal. We zijn vaak de eersten die iets opmerken bij een kind of diens ouders. Dus je gaat op huisbezoek en je hebt zelf of via onze pedagogisch beleidsmedewerker vve contacten met allerlei instanties, met scholen, het consultatiebureau, logopedie, maatschappelijk werk, Veilig Thuis. Dat lag grotendeels stil.’
Maar de “schade” viel reuze mee. Marijke: ‘We waren echt verbaasd over hoe kinderen het hadden gedaan in de lockdownperiode. Sowieso waren ze fysiek groter geworden, maar sommige kinderen zijn veel meer gaan praten, of zijn nu ineens zindelijk. Maar andere hebben waarschijnlijk twee maanden voor de tv gezeten, die kennen opeens allerlei Engelse woorden. En ik heb een jongetje dat voor de corona al niet luisterde en nu helemaal niet meer. Inmiddels weet ik trouwens dat zijn moeder nauwelijks grenzen stelt.’
Ook in Rotterdam waren de ervaringen wisselend wat betreft de ontwikkeling van de peuters. Marije Wijnja: ‘De eerste dagen na de opening hebben we ze vooral buiten laten spelen, daar hadden ze echt veel behoefte aan. Sommigen hadden voornamelijk binnen gezeten en hadden zich motorisch nauwelijks doorontwikkeld. Andere kinderen heeft het juist goed gedaan; hun betrokkenheid lijkt toegenomen en ze hebben meer woordjes geleerd.’
Karin Kamperman: ‘Een enkel kind liet een terugval zien wat betreft gedrag. Zo hadden we bijvoorbeeld bij een jongentje dat weer helemaal zijn eigen gang ging, terwijl we net voor de corona goede stappen maakten op het gebied van sociale vaardigheden. Andersom was er ook een peuter die zichtbaar was opgebloeid door de relatieve rust thuis en de extra aandacht van zijn ouders. Hij was op zijn gemak, vrolijk, toegankelijk. Zodra zijn ouders weer aan het werk gingen zagen we zijn gedrag veranderen en was hij weer vaker boos en opstandig.’
In Limburg waren er geen noemenswaardige achterstanden, vertelt Sandra Janssen. ‘Het was alsof ze nooit weg waren geweest.’
Dat geldt ook voor Den Bosch. Claire Viveen: ‘Deze periode heeft de organisatie weliswaar geld gekost, maar voor de kinderen lijkt de impact niet erg groot.’
Ouders tot aan het hek
Sowieso had de lockdown ook goede kanten, om te beginnen voor de teamspirit. Claire Viveen: ‘De saamhorigheid is echt vergroot. We hebben groepssessies gedaan via Skype en Teams. We zijn bezig geweest met het nieuwe observatieprogramma, we hebben flink schoongemaakt en allerlei achterstallig onderhoud gedaan.’
Sandra Janssen: ‘We waren al een hecht team en dat is alleen maar versterkt.’
Marijke Terlien: ‘Voor mezelf vond ik het ook prettig. Even een time out, eindelijk tijd voor nieuwe ideeën; nieuwe thema’s bedenken en hoe je die zou kunnen uitwerken.’
Ook het contact met de ouders is deels intensiever geworden. Marije Wijnja: ‘Via de telefoon had ik met sommige ouders langere en betere gesprekken dan bij het halen en brengen.’
Volgens Marijke Terlien is het contact met ouders soms juist verminderd. ‘Bij een vve-peuterspeelzaal ben je er niet puur en alleen voor de kinderen. Het gaat ook om de thuissituatie. Normaliter weten we heel veel van ouders. Nu heb je twee maanden gemist en hebben ouders van alles meegemaakt. Een voorbeeld? Een ouderpaar dat een kindje met een zware handicap heeft gekregen. Dat hoorde ik nu pas tussen neus en lippen door bij het hek… Terwijl dat natuurlijk flinke gevolgen heeft voor het gezinsleven.’
Een nadelig gevolg is ook dat kinderen die extra zorg nodig hebben die zorg nu twee maanden hebben moeten missen. Marije Wijnja: ‘Dat moeten we zien in te halen. Dat wordt wel een uitdaging want de zomervakantie komt eraan, dus dan ben je ze weer zes weken kwijt.’
Alle geïnterviewde pm’ers vinden het trouwens prettig dat ouders hun peuter momenteel enkel tot aan de voordeur brengen. ‘Dat maakt het afscheid een stuk gemakkelijker. Peuters zijn trots dat ze zelfstandig naar binnen mogen en blij dat ze meteen kunnen gaan spelen. Al zorgen we natuurlijk wel dat we goed contact houden met ouders; dat is een cruciaal onderdeel van ons werk.’
Als de tweede golf komt…
… wat zou je dan anders doen?
Sandra Janssen: ‘We zouden het de volgende keer precies zo doen.’
Marijke Terlien: ‘Onze aanpak heeft goed gewerkt en is overal goed ontvangen. Bij ouders en peuters, maar ook bij partijen als het consultatiebureau.’
Marije Wijnja: ‘De volgende keer gaan we eerder bij peuters langs. Nu was er te lang de angst: kan dat wel? En nog iets: sommige pm’ers hebben gevideobeld met peuters. Dat lijkt me ook heel leuk.’
Claire Viveen: ‘Ik denk dat we hetzelfde zouden doen. Zoveel mogelijk contact met ouders en hen voldoende informeren zodat ze weten waar ze aan toe zijn.’
Karin Kamperman: ‘We hebben heel veel positieve feedback gekregen, ook van ouders die je doorgaans niet zo hoort. Ze beseffen beter wat we ook in gewone tijden allemaal doen, en hoe zorgvuldig en stapsgewijs dat is opgebouwd. En ik hoop dat we de volgende keer als team weer dezelfde flexibiliteit aan de dag kunnen leggen en ons steeds aanpassen aan de situatie. Ik ben echt trots op wat we samen hebben neergezet.’