Blog

Er zijn geen makkelijke oplossingen. Maar dat is juist goed nieuws.

Dit wordt een beschouwelijker stukje dan gebruikelijk. Niet omdat ik kool en geit wil sparen, of lange tenen wil vermijden. Het is omdat er iets in de lucht hangt dat nog moet uitkristalliseren.
21 oktober 2019 | 2 minuten lezen

Dit wordt een beschouwelijker stukje dan gebruikelijk voor een blog op deze plek. Niet omdat ik kool en geit wil sparen, of lange tenen wil vermijden. Het is omdat er iets in de lucht hangt dat nog moet uitkristalliseren. Het lijkt alsof de dingen na jaren trekken en duwen eindelijk op hun plek vallen.
En daarbij bespeur ik een nieuw elan. Bijvoorbeeld op bijeenkomsten met lidorganisaties, met gemeenten en met partners. Opeens is iedereen ervan doordrongen dat we nu echt aan de slag moeten met de transformatie. En dan niet ieder voor zich, maar met z’n allen.
Gemeenten vertellen ons: ‘We kunnen niet doorgaan met het overschrijden van budgetten voor jeugdzorg en Wmo terwijl we allemaal weten dat dat alleen stopt als je eindelijk werk maakt van preventie.’
Van sociaalwerkorganisaties hoor ik: ‘Ik krijg mijn cao niet geïndexeerd, mijn gemeente zit financieel in zwaar weer.’ Dat is een terechte zorg. Maar als we dan inventariseren wat zij lokaal en wij landelijk de afgelopen tijd desondanks hebben bereikt, zijn ze aan het slot van het gesprek toch positief en enthousiast over de toekomst.
En ik merk het aan mijn agenda. Die is propvol tot half januari. Iedereen wil met ons in gesprek, omdat wij nu eenmaal in de buurten zitten en bij bewoners over de vloer komen. Misschien is dat wel de grootste openbaring voor onze partners: het besef dat je voor die transformatie de buurten en wijken in moet.
Neem GGZ-Nederland. Met hen spraken we over de mensen met psychiatrische problemen die nu vooral in de sociale-woningbouwbuurten komen wonen. Dat lukt alleen met effectieve, laagdrempelige ondersteuning, zo stelden we samen vast. En daar gaan we mee aan de slag. Niet ooit, maar volgende week. Die daadkracht, dat is echt anders dan een jaar geleden.
Gemeenten zoeken samen met ons naar nieuwe wegen. Bijvoorbeeld tijdens onze bijeenkomst over de Gouden sociale Gemeenten, samen met de VNG. ‘Hoe krijgen we de geldzakken van zorg naar welzijn?’ We hebben afgesproken dat we samen aan de bel trekken bij de Rijksoverheid en de landelijke politiek om werk te maken van preventie, in beleid en in financiën.
Dus ja, het gaat de goede kant op. Echter: wat ik ook van vrijwel iedereen hoor is dit: “Er zijn geen makkelijke oplossingen”.
Dat lijkt treurig, maar het is eigenlijk vooral hoopgevend. Want als iedereen beseft dat hap-snap-oplossingen niet gaan werken, pas dan kun je een begin maken met structurele ombuigingen. Dan kun je het roeptoeteren van de “beste” oplossing overstijgen en gaan schrijven aan een nieuw sociaal contract. En dan hebben we tenminste weer over waarden, over betekenis; niet alleen maar over systemen.
Ik spreek ook wethouders die net het belang van een sociale basis hebben herontdekt, maar tot hun schrik merken dat de buurthuizen ondertussen is opgedoekt, het jeugdwerk wegbezuinigd, de ouderensoos ter ziele. Dat buurtnetwerk weer opbouwen wordt een forse klus, dat beseffen we.
En nee, die voorzieningen zien er straks niet hetzelfde als vroeger. Hoe dan wél? Geen mens die het precies weet. Daar dus samen een plan voor maken, dat is wat ons te doen staat.
Het sociaal werk heeft daarbij nog steeds goud in handen, al zijn we dat zelf soms vergeten. Maar we hebben veel geleerd van de afgelopen roerige jaren. In ieder geval dat we het discours over de rol van het sociaal werk niet alleen met beleidsmakers en zorgpartners moeten voeren, maar dat we ook weer naast de mensen moeten gaan staan om wie het gaat. Samen met hen moeten we beleidmakers en partners duidelijk maken wat inwoners, buurten en wijken nodig hebben voor een menswaardig en betekenisvol bestaan. Dát is ons goud, dát moeten we oppoetsen tot het weer glanst en glimt.