Het jongerenwerk in cijfers, kan dat?
De vraag ligt voor de hand maar blijkt steeds lastig te beantwoorden: wat is het aantoonbare effect van jongerenwerk? Toch vragen veel gemeenten om cijfers daarover, en geef ze eens ongelijk. Reden voor een aantal jongerenwerkaanbieders om het lectoraat Youth Spot van de Hogeschool van Amsterdam in te schakelen. Het onderzoek “De Kracht van Jongeren(werk)” moet duidelijkheid verschaffen, onder meer dankzij het volgen van 2000 jongeren die deelnemen aan het jongerenwerk. En dat is bijzonder. Lector Judith Metz: ‘Dit is niet eerder zo gedaan, ook internationaal niet.’
Het geheim van jongerenwerkers
De decentralisatie van het Jeugdbeleid moet meer zijn dan een verplaatsing van verantwoordelijkheden van Rijk naar gemeenten. Judith Metz: ‘Een belangrijk doel ervan is een andere manier van werken, de transformatie[1]; denk aan het versterken van de eigen kracht, meer hulp in de wijk en minder gebruik van specialistische zorg. Als gemeente wil je natuurlijk weten in hoeverre dat doel wordt gehaald en wat het jongerenwerk daaraan bijdraagt, dankzij preventieve activiteiten, talentontwikkeling en lichte vormen van ondersteuning. Anders gezegd: wat is nu precies het geheim van jongerenwerkers en wat hebben jongeren eraan?’
Samen met elf sociaalwerkorganisaties
Het Lectoraat Youth Spot vormt inmiddels een samenwerking[2] van elf jongerenwerkorganisaties, bijna allemaal van lidorganisaties van Sociaal Werk Nederland die het lectoraat medefinancieren. Judith Metz: ‘Dit onderzoek vloeit daaruit voort. Als lector gaat het mij daarbij niet zozeer om de vraag ”wat wil je weten?” maar vooral om “wat wil je als jongerenwerkaanbieder met die kennis bereiken?”.
Er is gekozen voor een tweeledige onderzoeksopzet. Enerzijds vullen 2000 jongeren in 16 maanden maximaal vier keer een vragenlijst in. Anderzijds houden jongerenwerkers over 30 jongeren een logboek bij, waarin ze beschrijven hoe deze jongeren zich binnen het jongerenwerk ontwikkelen. Daarnaast sparren ze met elkaar over hun manier van werken.
Drie subdoelgroepen
Die 2000 jongeren worden aangeleverd door de jongerenwerkaanbieders. Jongerenwerkers benaderen jongeren (10-22 jaar) die ze in hun dagelijks werk tegenkomen. Het gaat om drie subdoelgroepen: a) jongeren met wie het goed gaat en die naar het jongerenwerk komen voor vrijetijdsbesteding, b) jongeren met beginnende/lichte problemen en c) jongeren met zwaardere/meervoudige problemen. Judith Metz: ‘Die laatsten behoren doorgaans niet tot de doelgroep van jongerenwerk, maar komen er vaak wél mee in aanraking. Het jongerenwerk is immers de enige die werkt in de leefwereld van jongeren.’
Basale vaardigheden
De focus ligt op hoe jongerenwerk bijdraagt aan de psychosociale ontwikkeling van jongeren, aldus Judith Metz: ‘Het gaat om basale vaardigheden als voor jezelf kunnen opkomen, je inleven in een ander, emoties verwoorden. Verder kijken we naar hun zelfvertrouwen en probleemoplossend vermogen. Uit eerdere onderzoeken weten we dat het jongerenwerk daaraan kan bijdragen.’ Hoe groot die invloed is moet blijken uit de vragenlijsten die de jongeren vier keer gaan invullen.
Toekomstperspectief als cruciale factor
Uit het vragenlijstonderzoek moet ook blijken in hoeverre jongeren een toekomstperspectief ontwikkelen. Judith Metz: ‘Dat is belangrijk voor de mate waarin je gemotiveerd bent om voor jezelf en je omgeving te zorgen. Veel jongeren die afhaken missen zo’n perspectief, dat maakt ze kwetsbaar.’
Ook hun sociale netwerk is een aandachtspunt. ‘Heeft iemand zo’n netwerk? Biedt dat voldoende steun? En: draagt het jongerenwerk bij aan de versterking daarvan?’
Jongerenwerkers met preventieve taken
De deelnemende jongerenwerkers zijn geselecteerd omdat ze vooral preventief werken. Judith Metz: ‘Denk aan ambulant jongerenwerk, individuele begeleiding, informatie & advies geven en groepsactiviteiten. Dat zijn de methoden die worden ingezet om contact te leggen met jongeren in de wijk, om jongeren van relevante informatie te voorzien of om ze te helpen voldoende psychosociale vaardigheden te ontwikkelen als ze die niet van thuis of school hebben meegekregen.’
Methoden vergeleken
Als het goed is bieden de onderzoeksresultaten bovendien inzicht in de bruikbaarheid van de gehanteerde methoden, ook in relatie tot de drie subdoelgroepen: wat werkt het best voor welk type jongeren? En het belangrijkste is natuurlijk dat sociaalwerkorganisaties aan de hand van de uitkomsten tegenover gemeenten, samenwerkingspartners (scholen, jeugdzorg), jongeren en ouders kunnen laten zien wat jongerenwerk oplevert. Judith Mezt: ‘Alle sociaalwerkorganisaties die iets met jongerenwerk doen, kunnen daarvan profiteren.’
Ernst Radius (adviseur Sociaal Werk Nederland) beaamt dat volmondig. 'Daarom hebben we de subsidieaanvraag ook ondersteund en willen we er regelmatig aandacht aan besteden. Bijvoorbeeld op het onlangs gehouden congres Effectief Jongerenwerk.'
Eerste jongeren werven
De vragenlijst voor jongeren is inmiddels af en het kost pakweg 20 minuten om hem online in te vullen. ‘Dat gebeurt niet thuis, maar binnen het jongerenwerk.’ De komende weken gaan de jongerenwerkers daarvoor de eerste jongeren werven.
[1] Het ministerie van VWS heeft voor de transformatie van de jeugdhulp, vijf doelen vastgesteld, de 'transformatie-doelen'. De drie transformatie-doelen waar het onderzoek van Youth Spot zich op richt zijn:
- Preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jongeren en hun ouders, met inzet van hun sociale netwerk.
- Demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren door onder meer het opvoedkundig klimaat te versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen.
- Eerder de juiste hulp op maat bieden om dure gespecialiseerde hulp te verminderen.
[2] Voor de uitvoering van het onderzoek werkt het lectoraat samen met ContourdeTwern, JoU, Dock, De Schoor, Xtra, Youth for Christ, Streetcornerwork, Participe, Combiwel, Stichting Jeugd en Jongerenwerk Midden Holland en Dynamo. Het onderzoek wordt gefinancierd door ZonMw, NEJA en eigen bijdragen van de deelnemende organisaties.