Blog

De illusie van ‘evidence based’

3 oktober 2024 | 2 minuten lezen

“Ja, maar wat levert het precies op?” “Hoeveel zorgkosten besparen jullie hiermee?” In Wenen keken ze ons glazig aan. We waren er laatst met een groep bestuurders uit welzijn, zorg en wonen en kregen uitleg over hoe er in elke wijk in de stad een stevig sociaal fundament ligt: een buurthuis dichtbij, voldoende sociaal werkers. De vragen uit onze groep over het rendement van deze voorzieningen werden niet begrepen. ‘Dit hoort er gewoon te zijn’, is de overtuiging. En dit is niet de eerste keer dat dit een Nederlandse delegatie in het buitenland overkomt. Na wat doorvragen kwam boven water dat het er natúúrlijk op termijn voor zorgt dat inwoners van Wenen gezonder blijven, elkaar beter kennen en een handje helpen, samen verantwoordelijkheid voor de leefbaarheid ervaren, en hulp vinden voordat kleine problemen groot worden. En dat je daarmee dus een beroep op zorg, uitkeringen, juridische trajecten etcetera voorkomt of uitstelt. Maar dat is niet het vertrekpunt. Het is een resultaat waarin een rotsvast geloof en vertrouwen bestaat.

Dat rendementsdenken vind ik iets heel Hollands. Het geloof in maakbaarheid puur op basis van financiële prikkels, het evidence based-denken, de illusie dat je van elke ingreep tot twee cijfers achter de komma het resultaat kunt berekenen. Dit werkt in het ziekenhuis bij enkelvoudige aandoeningen die met wetenschappelijk onderzoek en controlegroepen grondig zijn onderzocht. Maar zelfs in de zorg is de inschatting dat maar van 50 tot 70 procent van de behandelingen op die wijze het effect is aangetoond (en zelfs daarop valt nog veel af te dingen). Ook in de zorg komt het vaak aan op de overtuiging dat iets werkt, dat we het goede doen voor de patiënt. De grillige praktijk laat zich niet zomaar vertalen naar een excelbestand. En zeker niet het dagelijks leven in de wijk en achter de voordeur, waar vaak meerdere problemen ingewikkeld met elkaar samenhangen.

De grillige praktijk laat zich niet zomaar vertalen naar een excelbestand

Tijdens ons Jaarcongres Sociaal Werk kwam dit vorige week ook aan bod. Op het podium gingen bestuursvoorzitter Ton van Houten (Zorg en Zekerheid) en Iris Leene (concerndirecteur gemeente Apeldoorn en bestuurslid Divosa) in debat over de stelling of sociaalwerkorganisaties hun impact nog beter moeten aantonen. Beiden gaven aan dat de grens wel zo’n beetje is bereikt: hoeveel meer moet je willen weten en meten? De stelling maakte ook online wat los: de hartenkreet van Nienke Kuyvenhoven (bestuurder JoU) op LinkedIn kreeg veel bijval. Zij raakt de spijker op de kop: “Natuurlijk moeten we onze meerwaarde aantonen en laten zien dat we publieke middelen doelmatig besteden. Maar wanneer mogen we ophouden met het continu verdedigen van ons bestaansrecht? We vragen een leerkracht, politieagent of huisarts ook niet continu om hun impact aan te tonen.”

Het versterken van gemeenschappen is een doel op zichzelf, geen middel

Het begint bij geloof in de kracht en intrinsieke waarde van een sterke sociale basis, als een sociaal grondrecht voor mensen. Zodat ze weten dat steun dichtbij is, dat je ergens kunt binnenlopen met je vraag of zorg zonder meteen de medische of gemeentelijke molen in te gaan. Dat het vanzelfsprekend is om te investeren in het versterken van gemeenschappen en dat dit een doel op zichzelf is, geen middel. Dat hebben ze in Wenen goed begrepen. Intussen is het aan ons als branchevereniging en als sociaalwerkorganisaties om te blijven vertellen wat we doen en wat we betekenen voor bewoners, voor wijken en buurten en voor de samenleving als geheel. Met verhalen die raken, waar mogelijk onderbouwd met stevig onderzoek en doortimmerde business cases. Maar wel in die volgorde!