Blog

Waarom we afscheid willen nemen van Met Andere Ogen

10 februari 2021 | 2 minuten lezen

Vooraf hadden we eerlijk gezegd al twijfels. Zijn de ambities wel realistisch en zitten er niet te veel ongelijksoortige clubs aan tafel? Gaat die verscheidenheid niet ten koste van de daadkracht?
Maar we wilden het een kans geven, want het was toch een eer en het klonk veelbelovend: “Het programma Met Andere Ogen (MAO) is gestart vanuit een verlangen van een brede Coalitie vanuit onderwijs, kinderopvang, (jeugd)zorg en overheid, om door een betere samenwerking bij te dragen aan betere ontwikkelkansen voor elk kind.”
En ja: als het gaat om gelijke ontwikkelkansen en het weer naar school zien te krijgen van “thuiszitters” heb je het zeker ook over sociaal werk. Er is immers een structurele kloof tussen de leefwerelden van ouders mét en zónder goede opleiding. Die kloof zie je terug als een schrijnend verschil in de ontwikkelkansen van hun kinderen.
Een sterke sociale basis opgroeien: dat ontstaat niet zomaar. Dat vergt een doortimmerd plan voor een grondige, integrale aanpak van kracht-, pracht-, kans-, Vogelaar- of hoe je deze wijken ook wilt noemen. Vanuit dat oogpunt en daaróver zou het volgens ons dus moeten gaan bij Met Andere Ogen: hoe kom je tot zo’n brede aanpak?
Maar daarover gaat het wat mij betreft te weinig.
Eenmaal aangeschoven merkten we dat het vooral gaat over passend onderwijs voor bijvoorbeeld kinderen met een rugzakje. Begrijp me goed: deze kinderen verdienen absoluut de juiste aandacht, maar ze vormen volgens mij slechts een deel van de groep waarover het zou moeten gaan. Kinder-, jeugd- en jongerenwerkers komen immers dagelijks in contact met kinderen en jongeren, leerlingen dus, die om heel andere redenen niet mee kunnen komen, zeker in deze tijd van thuisonderwijs en beperkte vrijetijdsbesteding. Kinderen die op een tweedehandslaptop in een overvolle huiskamer hun opdrachten moeten zien te maken, zonder aansporing of complimenten. Kinderen die wekelijks getuige zijn van echtelijke ruzies. Kinderen met een migratie-achtergrond die een te laag vo-advies krijgen. Potentiële “drop-outs” die dreigen af te glijden en uit het oog te verdwijnen.
Dat verhaal hebben we regelmatig verteld bij MAO. En er werd ook aandachtig naar geluisterd. Maar dat leidt vooralsnog niet tot een andere focus.
Op zich is dat ook geen ramp. Maar als dit de koers is borrelt de vraag op: is dit voor ons het juiste podium, of kiezen we toch een route die beter past bij onze prioriteiten?
“Maar jullie inbreng kan juist zo belangrijk zijn,” zeiden coalitiegenoten toen ze hoorden van ons voornemen om MAO te verlaten. Maar nogmaals: dan zou de focus veel meer moeten liggen op inclusie en preventie. Zo niet, dan kan MAO haar goede werk ook prima doen zónder ons, vinden ook vele bestuurders uit onze sector.
Want we willen niet steeds de luis in de pels zijn. Dat frustreert de coalitiepartners én het frustreert onszelf. We zijn een relatief kleine organisatie en moeten zeker nu keuzes maken in wat we wel en niet doen. Immers: sociaal werk staat sinds “de corona” scherper op de kaart dan ooit. Sociaal werker is een cruciaal beroep en er is echt heel veel te doen. Het wantrouwen jegens de overheid, het systeem en hulpverleners is groot, zeker in zwakkere buurten.
Daarom is het nodig om in te zetten op een hernieuwde, integrale wijkaanpak, waarin alle ogen weer gericht zijn op de kracht en ontwikkelkansen van bewoners in het algemeen en de jeugd in het bijzonder.
En dat begint met vertrouwen herwinnen. Op jongeren afstappen. Aanhaken bij hun leefwereld. Hun vaak meervoudige problemen ontrafelen. Er zijn, vroeg signaleren en vroeg doen. Met kinderwerkers, peuteropvang, alerte buurtgenoten en andere betrokken mensen.
Dat vraagt niet alleen om andere ogen. Dat vraagt ook om een andere focus, om andere oren en vooral om andere daden. Liever vandaag dan morgen.