Nieuwsbericht

Inburgeringsplannen van minister Koolmees focussen nog te veel op werk

11 juli 2018 | 4 minuten lezen

Minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kwam met aangepaste plannen voor inburgering. Sociaal Werk Nederland ziet positieve punten: de regie gaat terug naar gemeenten, het leenstelsel voor inburgeringscursussen wordt afgeschaft en er komt een brede intake en integrale aanpak in de uitvoering.

Het lokale sociaal werk kan samen met andere organisaties bijdragen aan zowel die integrale aanpak als aan de uitvoering van het Persoonsplan Inburgering en Participatie (PIP). Voor elke nieuwkomer wordt zo’n PIP opgesteld.

Gemeenten moeten taallessen aanbieden
Het inburgeringsbeleid is een van de drie prioriteiten van minister Koolmees. Aanvankelijk ging het hem vooral om taal en werk. Uit zijn recente plannen blijkt dat hij erkent dat nieuwkomers meer steun en sturing nodig hebben voor een succesvolle integratie. Dat kan dankzij PIP (het persoonlijk Plan Inburgering en Participatie); gemeenten moeten dat vormgeven om erkende vluchtelingen te begeleiden. Ze moeten hen onder meer taallessen aanbieden en hun huur en verzekeringspremies betalen.

Werk is niet zaligmakend
Hoewel de nieuwe plannen een verbetering zijn van het vorige beleid, valt er nog veel af te dingen op de focus op werk. Uit een recente studie van het CBS (2018) blijkt dat slechts 11% van de volwassen asielzoekers die in 2014 een verblijfsvergunning kregen, tweeënhalf jaar later als werknemer of zelfstandige betaald werk heeft.
Recent heeft ook de Sociaal-Economische Raad grote zorgen geuit over de aanpak waarmee vluchtelingen met een verblijfsvergunning aan werk worden geholpen. In het rapport Vluchtelingen en werk: een nieuwe tussenbalans signaleert de raad versnippering: de regionale verschillen zijn nog altijd groot en de initiatieven vaak kleinschalig. Ook is de continuïteit van de initiatieven onzeker, vanwege tijdelijke of onvoldoende financiering.
Sociaal Werk Nederland herkent dit beeld en wijst op het belang van sociale integratie als voorwaarde voor arbeidsmarktparticipatie.

Eerdere inzet Koolmees
In zijn eerste gesprek met de Tweede Kamer hierover (AO 13/12/17) heeft hij aangegeven dat nieuwkomers zo snel mogelijk aan het werk moeten en de taal leren. In de integrale Migratieagenda (30/03/18, hst.6 op p.12) is deze focus op betaald werk en taal bekrachtigd. Op 4 juli vond het tweede gesprek tussen Koolmees en de Kamer over zijn plannen plaats (zie hier de agenda en stukken).

Zie vluchtelingen als onderdeel van de wijk
Wat Sociaal Werk Nederland betreft moet je statushouders en vluchtelingen benaderen als wijkbewoners, die als zodanig ook te maken krijgen met thema’s als de “Inclusieve Samenleving”; daaronder valt immers de participatie van uiteenlopende doelgroepen. Net als de andere partijen in het sociaal domein balanceren we daarmee tussen het benoemen van specifieke doelgroepen en algemeen beleid.
Ons uitgangspunt daarbij is diversiteit. “Met diversiteitsbeleid tracht een gemeente het algemene beleid voor álle inwoners, met diverse achtergronden, evenredig toegankelijk en effectief te maken”[1]. Sinds 2017 hebben we een kleine commissie van leden die de onze inzet op dit punt voorbereidt en ontwikkelt. 

Doelstellingen 2018
Uitgangspunt voor onze acties zijn de plannen rond werk en taal in het regeerakkoord en van minister Koolmees. Tegelijkertijd is wat ons betreft ‘werk’ geen doel op zich. De ervaring vanuit sociaal werk in de wijken maakt realistisch: eerst en vooral heeft iemand een basis nodig voor zijn dagelijks leven. Ook psychosociaal (trauma!). Stap twee is werk vinden, maar dat vraagt goede begeleiding en het opbouwen van een (sociaal) netwerk in de wijk. En dat kost tijd. Onder meer daarover gaat de ledencommissie de komende maanden in gesprek met de VNG en met leden zelf.

Zes lobbypunten
Dit zijn de belangrijkste (lobby)punten van de ledencommissie voor 2018:

  • agenderen en bevorderen van regie door gemeenten; inventariseren en benutten van bestaande voorzieningen in de wijk, slim aanvullen en integraal samenwerken van al die partijen;
  • bevorderen dat sociaalwerkorganisaties deze integrale infrastructuur lokaal vormgeven (keten) en zich collectief aanbieden aan gemeenten;
  • een visie ontwikkelen op de rol van werk bij integratie/inclusie in de samenleving;
  • bereiken van gemeentelijke financiële regie en verantwoordelijkheid van sociaal werk voor alle vluchtelingen in AZC’s (zoals nu ook al geldt voor voor jeugd) zodat een doorgaande lijn makkelijker is te organiseren;
  • financiën: voldoende vergoeding voor de begeleiding van statushouders (hoogte, duur en vorm); landelijke afstemming en eenduidigheid over hoogte en typen van financiering;
  • inventariseren van averechtse wetgeving.

Om deze zes punten te bereiken, zetten we acties op richting VNG en SZW. Ook gaan we een visualisatie maken van de route die asielzoekers en vluchtelingen doorlopen vanaf binnenkomst in een azc tot het betrekken van een woning. Dit doen we om leden lokaal een handvat te bieden voor het in beeld brengen van de verschillende partijen en rollen.

Eerste gesprek VNG
In het eerste gesprek met de VNG hebben we samen vastgesteld dat we elkaar inhoudelijk vinden als het gaat om de urgentie voor de uitvoeringsvraag ‘hoe komt er regie op de keten?’. De gemeente is aan zet om die regie te pakken, maar het veld is tegelijkertijd aan zet om die ketensamenwerking op te zetten/aan te bieden. Vervolgvraag is hoe we voor elkaar krijgen dat landelijk en lokaal ‘het veld’ en ‘de gemeente’ in gesprek komen over deze gezamenlijke opgave. Hiervoor verkennen we nu verschillende opties, momenten en gremia.

Quickscan onder leden
In mei 2018 deden we een quickscan onder leden. Dat leverde een schat aan informatie op over de inzet van onze leden rond vluchtelingen: hoe is het georganiseerd? Hoe wordt het bekostigd? En hoe ervaart men de kwaliteit van samenwerking? Een paar opvallende punten:

  • men geeft aan structureel samen te werken maar dit lijkt niet verankerd in een ketenaanpak (vaak als zorgpunt genoemd);
  • wat volgens leden (nog extra) nodig is voor integratie zijn participatie (lukt niet vanzelf), ketensamenwerking en tijd/geld;
  • het lijkt erop dat de ondersteuning van statushouders en vluchtelingen voornamelijk gefinancierd wordt via subsidie/lumpsum;
  • de topdriepartners waarmee goed wordt samengewerkt zijn vrijwilligersorganisaties, gemeenten en het vluchtelingenwerk;
  • de topdriepartners waarmee samenwerking als ‘niet goed’ wordt beoordeeld zijn zorgaanbieders, COA/AZC en kerkelijke organisaties.

Ook deze uitkomsten nemen we mee in de lobby en bij de verdere uitwerking van aanbevelingen voor sociaalwerkorganisaties die zich bezighouden met de integratie van statushouders en vluchtelingen.

[1] KIS heeft een relevante handreiking gemaakt over het ‘diversiteitsproof’ maken van wijkteams.