Gepubliceerd op oktober 7, 2025
Carla Kolner: “Het sociaal domein is géén markt"
Gezondheidswetenschapper Carla Kolner constateerde vorig jaar in haar proefschrift en een veelgelezen interview op deze website dat het de afgelopen decennia niet is gelukt om met preventiemaatregelen de gezondheidsverschillen in Nederland te verkleinen. Hoog tijd om haar opnieuw te spreken. Kolner: “De taal, logica en vaardigheden van welzijn moeten een veel grotere rol krijgen om juist die groepen te bereiken die het meest gebaat zijn bij preventie.”
Inmiddels zijn we bijna een jaar verder: hoe is je boodschap ontvangen?
“Goed! Mijn proefschrift is al ruim 1.700 keer gedownload en ik ben bedolven onder de verzoeken om erover te komen praten. Dat had ik van tevoren echt niet gedacht. Niet alleen sociaalwerkorganisaties nodigen me uit, maar ook gemeenten, GGD’en, hogescholen, het RIVM, thuiszorgorganisaties en zelfs SEG-artsen. Vooral die brede belangstelling in meerdere domeinen en het aantal mensen dat iets wil met het concept ‘rechtvaardige preventie’, daar ben ik blij mee.”
Wat is je opgevallen in de reacties?
“Er is veel herkenning. Een directeur van een sociaalwerkorganisatie kwam na een lezing zichtbaar geroerd op me af, omdat ik precies had verwoord wat zij al jaren merkt: dat ze steeds meer moeite heeft om duidelijk te maken wat het sociaal werk doet en waarom. Maar ook een preventiewerker uit de publieke gezondheidszorg was blij met mijn andere geluid. Het lijkt erop dat veel professionals, maar ook bestuurders en beleidsmakers, zich gevangen voelen in een systeem en een manier van denken die hun niet meer past. Dat het systeem waarbinnen ze moeten werken geen recht doet aan wat ze in huis hebben. Denk aan het aanbestedingencircus, de ontspoorde registratiedrift, de jaarlijkse subsidieaanvragen en het neoliberale denken dat achter de marktwerking zit. Dat leidt bepaald niet tot meer welzijn, gezondheid en gelijkheid; integendeel. En dat is lastig nu er in de beweging van zorg naar welzijn juist zoveel van uitvoerende professionals wordt gevraagd. Maar kijk: als je tegen een burn-out aan zit, kun je geen marathons lopen.”
“Daar komt nog bij dat er vanuit de overheid, de politiek, de zorgverzekeraars en de medische hoek veel te weinig erkenning is voor het goede preventiewerk dat het sociaal werk verricht. Mede daardoor is die sector de afgelopen decennia zo enorm uitgekleed. Op de werkvloer, maar ook bij het management groeit ondertussen de frustratie, en die leidt bijvoorbeeld tot uitstroom onder sociaal werkers. Ze kunnen niet het werk doen waarvoor ze ooit gekozen hebben.”
“Er is vanuit overheid, politiek, zorgverzekeraars en medische hoek veel te weinig erkenning voor het goede preventiewerk dat het sociaal werk verricht”
Welke onderdelen van je verhaal kunnen vooral op bijval rekenen?
“Het schema met de eigenschappen van de gezondheidslogica (medisch model) naast die van welzijnslogica (sociaal model) zorgt vrijwel altijd voor een aha-erlebnis. Mensen snappen ineens waarom de samenwerking tussen zorg en welzijn vaak stroef gaat. Andere wereld, andere taal. Van veel toehoorders kreeg ik dus ook de vraag of ik mijn verhaal verder kon verspreiden, liefst bij hun zorgorganisatie.”
Waren er ook kritische geluiden?
“Weinig. Al waren er wel mensen die dat schema aanvankelijk opvatten als ‘goede’ versus ‘slechte’ logica. Maar zo bedoel ik het niet. De gezondheids- en welzijnslogica zijn beide waardevol; ze zijn complementair, zeker op het snijvlak van zorg en welzijn. Maar wat je nu ziet, is dat de gezondheidslogica binnen de samenwerking nog te vaak de boventoon voert. Dat zorgt voor verwarring en ook voor angst, bijvoorbeeld bij sociaal werkers die bang zijn dat ook zij straks met een iPad door de wijk moeten om te kijken welke interventie iemand nodig heeft en welke gegevens ze dan moeten bijhouden. Bang dat ook zij meer op een schermpje kijken dan in de ogen van de mensen voor wie ze komen. Ik chargeer nu, maar dat is wel hoe zij die trend beleven.”
Een actueel wapenfeit waarvoor het sociaal werk stevig heeft gelobbyd is de totstandkoming van het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA), want daarin krijgt het eindelijk meer aandacht als aanjager van preventie. Een stap vooruit?
“Deels. Het akkoord gaat meer dan het Integraal Zorgakkoord (IZA) uit van gezamenlijkheid, en het AZWA wil de beweging naar de voorkant verder versterken. Dat is mooi, want in het IZA had het sociaal werk vooral een ondergeschikte rol: ze mochten het beleid uitvoeren, maar er nauwelijks over meepraten. Heel instrumenteel dus. Bij het AZWA zit het sociaal werk wél aan tafel, de branche(organisatie) wordt als partner serieus genomen. Maar het is nog steeds veel managementtaal, zorgdenken en ziektepreventie dat de klok slaat, de welzijnslogica is nog niet doorgedrongen. Bovendien staat het AZWA vol mooi klinkende doelstellingen en beloften, maar ik mis gedegen analyses over de vraag hoe we in de huidige situatie beland zijn. Ook mis ik concrete voorstellen om het nu echt anders te gaan doen en plannen voor de langjarige financiering in de infrastructuur die daarvoor nodig is. Laten we eerlijk zijn: papier is geduldig, maar je hebt middelen en instituties nodig om de afspraken na te komen. Gemeenten en stevige sociaalwerkorganisaties bijvoorbeeld.”
Kun je dat nader toelichten?
“Neem de basisfunctionaliteiten waarover in het AZWA wordt gesproken. Die zijn gekoppeld aan ‘bewezen interventies’. Maar voor goed preventiewerk hebben we veel meer nodig dan alleen basisfunctionaliteiten en bewezen interventies. Het voorkomen van eenzaamheid bijvoorbeeld: dat is uiterst complex en bij uitstek een taak voor het sociaal werk. Maar krijgen ze nu ook de garantie dat zij hier budget voor krijgen? Het is mij sowieso niet helemaal helder hoe de geldstromen gaan lopen: wie krijgt waarvoor het geld, en wie bepaalt welke partij de uitvoering gaat doen? Het zou me namelijk niet verbazen als ook zorgorganisaties dit geld claimen, vanuit het foutieve idee dat zij dat werk er wel even bij kunnen doen. Er is ook al een zorgorganisatie die miljoenen heeft gekregen voor een soort community work. Ik begrijp dat een deel van het geld via gemeenten verdeeld gaat worden. Dan hoop ik maar dat ze het sociaal domein, het welzijnswerk én de informele sociale basis recht doen, en daar voldoende in investeren én geoormerkte rommelruimte inbouwen. Die heb je immers hard nodig om samen met andere professionals en burgers bottum-up tot werkbare innovatieve en creatieve oplossingen te komen.”
Ook zzp’ers melden zich aan voor dit werk. Wat vind je daarvan?
“Als er te veel zzp’ers in de wijk werken, loop je het risico dat het sociaal werk als instituut steeds verder wordt uitgehold en dat gekwalificeerde sociaal werkers op een zijspoor belanden. Ook inbesteding ondermijnt de positie van sociaalwerkorganisaties als stevige, gelijkwaardige partners van gemeenten en andere partijen. Wat mij betreft moeten alle professionele ondersteuners in het sociaal domein op de een of andere manier zijn aangesloten bij een organisatie: voor duurzame netwerkontwikkeling, voor partnerschap met gemeenten en zorgpartijen én voor voortdurende ruggespraak met formele en informele sleutelfiguren in de wijken. Kwaliteit gedijt volgens mij niet bij concurrentie, maar wél bij een pluriform aanbod, wederzijdse kritiek, controle, continuïteit en integrale samenwerking. Die zaken heb je echt nodig om (rechtvaardige) preventie meer in die wijken te kunnen borgen, en zo kun je kundige professionals samenbrengen die weten hoe je mensen aanspreekt, hoe je vertrouwen opbouwt, hoe je mensen een stem geeft en kunt mobiliseren. Daarmee creëer je een aanspreekbare sociale infrastructuur in wijken en buurten, en continuïteit in de samenwerking tussen bewoners, de formele én de informele zorg.”
“Als maatschappij hebben we vaak meer waardering voor de redders in nood dan voor degenen die problemen weten te voorkómen”
Het AZWA belooft dat sociaal werkers vaker en structureler betrokken worden bij zorgteams en preventieprogramma’s, bijvoorbeeld rond thema’s als kansrijk opgroeien, gezonde levensstijl en vitaal ouder worden. Tegelijkertijd is er nu al een tekort aan sociaal werkers. Wat te doen?
“Inderdaad kampen veel sociaalwerkorganisaties met vacatures. En dat wringt. Wil het AZWA een succes worden, dan heb je meer capaciteit nodig en een stevige sociale infrastructuur. Dan moet je – na veertig jaar verwaarlozing van samenlevingsopbouw – als de bliksem stevig gaan investeren in sterke buurten met aantrekkelijke ontmoetingsplekken en passende ondersteuning dichtbij. En zeker ook in voldoende opbouw- en preventiewerkers die hun mouwen opstropen en mensen in kwetsbare buurten bijstaan, die hun taal spreken en hun vertrouwen kunnen winnen. Dat is sowieso geen overbodige luxe, nu polarisatie weer opspeelt en veel mensen gefrustreerd zijn en de juiste aandacht nodig hebben.”
“Dat betekent ook dat er geïnvesteerd moet worden in goede, aantrekkelijke opleidingen die in verbinding staan met de wijk. Sociaal werker is een fantastisch en veelzijdig beroep. Helaas kiezen studenten tegenwoordig veelal voor beroepen die persoonlijke crises oplossen, onder andere omdat individuele hulpverlening momenteel meer status heeft en meer wordt ingekocht dan samenlevingsopbouw. Als maatschappij hebben we vaak meer waardering voor de redders in nood dan voor degenen die problemen weten te voorkómen. En dat verschil zie je terug in de budgetten die we voor beide werksoorten over hebben. Er is dus dringend meer erkenning nodig voor de intrinsieke en expliciete waarde van sociaal werk. Als die er komt, wordt een baan als sociaal werker ook weer aantrekkelijker… En let wel, een van de bakens van Welzijn Nieuwe Stijl was ooit ‘collectief vóór individueel’. In de praktijk zien we echter dat ze beide van waarde zijn en elkaar kunnen aanvullen.”
Wat kunnen sociaalwerkorganisaties doen om rechtvaardige preventie dichterbij te brengen?
“Rechtvaardige preventie is een collectieve verantwoordelijkheid. De opgave ligt zeker niet alleen bij het sociaal werk, maar ook bij de (publieke) gezondheidszorg, de overheid en instituties als de Belastingdienst die verantwoordelijk zijn voor bestaanszekerheid. Ook inwoners zelf kunnen en moeten aan de bak, en dat doen ze gelukkig al veel. Dus zeg ik: investeer in een gelijkwaardig samenspel op de verschillende niveaus en tussen de domeinen. En dat gaat om méér dan alleen geld.”
“Wat ook kan helpen, is dat sociaalwerkorganisaties op regioniveau meer gaan samenwerken. In voor hen zware tijden lijkt dat te lonen. In de Utrechtse regio Lekstroom hebben ze dat al gemerkt (lees er hier meer over, red.). Samen bedienen ze ineens 250.000 inwoners, dus je staat sterker tegenover bijvoorbeeld gemeenten, grote zorgorganisaties en woningcorporaties. Je kunt kennis en ervaring bundelen en taken onderling verdelen, met als mogelijk voordeel dat de afzonderlijke organisaties worden ontlast en versterkt. Zo hoeft niet iedere organisatie meer op regionaal niveau op alle thema’s actief te zijn aan de IZA- en AZWA-tafels. Dat is sowieso ondoenlijk voor bestuurders van kleine welzijnsorganisaties.”
Tot slot nog iets heel anders. Stel, je krijgt een Spinozapremie en mag 1,5 miljoen euro besteden aan onderzoek: waaraan dan?
“Dat is wel heel hypothetisch, maar oké. Ik maak me ernstig zorgen over de snelle afbouw van de intramurale zorg en de verwachting dat alle zorg en welzijn in de wijk kan plaatsvinden. Op zich is het een goede ontwikkeling, maar is de wijk er wel klaar voor? Met een denktank zou ik verschillende scenario’s willen opstellen en doordenken. Vanuit de Hogeschool Utrecht doen we nu onderzoek naar de samenwerking tussen de partijen ‘sociaal en gezond’ in wijken en buurten. Op dat lokale niveau blijkt veel ‘winst’ te behalen. Sommige (stads)wijken hebben nu veel meer dan andere te maken met kwetsbare ouderen en mensen met Ernstige Psychische Aandoeningen (EPA) die vroeger in een instelling de noodzakelijke hulp kregen, maar die nu vaak op straat belanden. Voeg daar nog bij de mensen met te weinig ‘instantiekapitaal’, die ternauwernood overeind blijven in de digitale samenleving waar sociale media steeds vaker prevaleren boven direct menselijk contact. Een deel van hen komt uiteindelijk bij een huisarts terecht die hen graag doorverwijst naar de welzijnsorganisaties. Zij zijn gebaat bij een solide en herkenbaar aanspreekpunt in het sociaal domein. De communicatie, het afstemmen van wederzijdse verwachtingen en de terugkoppeling na doorverwijzing kan beter.”
“Pas op: het sociaal domein is géén markt waar iedereen voor zijn eigen hachje gaat”
“Tegelijkertijd zien we helaas dat sommige beroepsgroepen en zzp’ers soms met sociaal werkers bekvechten over wat de beste aanpak is. En ook zij vinden dat het geld hun kant uit moet gaan. Maar pas op: het sociaal domein is géén markt waar iedereen voor zijn eigen hachje gaat. Wil je goede samenwerking en weerbare wijken, dan moet je als gemeente stevig de regie nemen als het geld wordt verdeeld!”
“Gelukkig sprak ik de afgelopen tijd ook genoeg zorg- en welzijnsprofessionals die samen met burgers de schouders onder rechtvaardige preventie willen zetten. Met dergelijke onmisbare sleutelfiguren kun je bouwen aan sociale netwerken en een sterke, weerbare basis met meer oog voor sociale gelijkheid. En onderzoek naar hoe je dat samenspel tussen ‘sociaal en gezond’ op wijkniveau het beste speelt, dáár is de komende tijd behoefte aan.”
Carla Kolner is programmacoördinator Samenspel Sociaal Gezond bij de Hogeschool Utrecht. Tijdens de Agenda van het Sociaal Werk 2025, op donderdag 30 oktober a.s. in de Centrale Bibliotheek aan de Neude in Utrecht, spreekt zij de Marie Kamphuis Lezing uit. Wil je hierbij zijn, meld je dan snel aan via deze link. Toegang is gratis.
Tekst: Chris Bos
Beeld: Carla Kolner tijdens Jaarcongres Sociaal Werk 2025
Rechtvaardige preventie in een notendop
“Preventie is nog steeds te veel gebaseerd op ‘gezondheidslogica’: op adviezen van experts uit de publieke gezondheidszorg die Nederlanders wel even zullen vertellen wat ze moeten doen en vooral ook láten. De taal, logica en vaardigheden van welzijn moeten een veel grotere rol krijgen om juist die groepen te bereiken die het meest gebaat zijn bij preventie.”
“Ga uit van de omstandigheden waarin met name mensen in een kwetsbare positie leven, heb oog voor hun dagelijkse problemen: voor woningnood, geldproblemen, sociaal isolement, het wegbezuinigen van ontmoetingsplekken als buurthuizen, zwembaden en bibliotheken. Hanteer daarom ook vaker de ‘welzijnslogica’, dus focus op sociale relaties, gemeenschappen en kwaliteit van leven, op sociale kwaliteit en niet alleen op ieders persoonlijke gezondheid en gedrag. Individuele hulpverlening is nodig, laat daarover geen misverstand bestaan, maar vul die aan met collectieve voorzieningen die eraan bijdragen dat mensen met beginnende problemen tijdig op zoek gaan naar ondersteuning, en die dan ook kunnen vínden.”
Deel deze pagina via
Neem contact met ons op
Jennifer Elich
Senior adviseur sociale basis, preventie, kennis & wetenschap
